GENERATIE 05 1525 – 1610
05.a1 HENRICK ZANTEGOETS, zoon van Henrick 04.b1, 1527 – <1580
05.a2 ROELOFF SANTEGOETS, zoon van Henrick 04.b1, ±1528 – <1561
05.a3 GERITKE SANTEGOETS, dochter van Henrick 04.b1, ±1530 – ±1590
05.a4 JUTKE SANTEGOETS, dochter van Henrick 04.b1, ±1531 – 1594
05.a5 JAN SANTEGOOTS, zoon van Henrick 04.b1, ±1533 – ±1595
05.a6 AERT SANTEGODS, zoon van Henrick 04.b1, ±1535 – >1599
05.a7 ANDRIES SANTEGOETS, zoon van Henrick 04.b1, ±1537 – >1604
< betekent “overleden vòòr”, > betekent “overleden na”.
Onderstaande families leefden in een roerige tijd.
Als u kennis wilt nemen van wat er zoal gebeurde tijdens hun leven klik dan hier.
05.a1 HENRICK ZANTEGOETS
05.a1 HENRICK ZANTEGOETS, zoon van Henrick 04.b1
Geboren: in 1527, overleden: voor 1580.
Gehuwd : met Beelke, de dochter van Adriaen Henrick de Haernismaker
en met: Barbara Jans van de Biechelaer. Zij is overleden na 1590.
Kinderen :
06.a1 Adriaen, geboren rond 1560
06.a2 Barbara, geboren rond 1562
06.a3 Jan, geboren in 1564
06.a4 Henrick, geboren rond 1566
06.a5 Heylke, geboren rond 1568
In 1551 vindt in Liempde een erfdeling plaats van de familie Haernismaker.[1] Dochter Beelke erft daarbij :
– in Naestenbest, ‘de Lunkens ecker, een stuck lants genoempt den Waferlaer, die ecker Aen die Heye met eenen lopensaet heyvelts daaraen gelegen en eenen ecker genoempt die Huyske’
– in Liemde, ‘den halven Braeckelse bimden, den halven Schelen bempt’
– in Boxtel, ‘een helft in twee hoefkens’
en verder een aantal lasten als:
‘7 lopen rog, 2 lopen rog, aan de heer van Boxtel de grontchijns van 6 stuver 1 oort en 1 penning, een blanken, een burdel pont was ‘aent hooft van Boextel’, rog aan de kerk van Esch, een gulden en het zevende deel van resp. 9 lopen rog, 3 gulden sjaars en 1 gulden sjaars’.
Henrick is op dit moment 24 jaar en mogelijk heeft hij deze erfdeling met meer dan gewone belangstelling gevolgd, omdat het zijn toekomstige vrouw betreft. Zoals we gezien hebben overlijdt zijn vader enkele jaren hierna en in 1557 wordt Henrick genoemd in een akte waarin staat vermeld welke goederen uit een erfdeling aan de familie ‘Zantegots’ toebehoren.
Zijn geboortejaar is af te leiden uit een akte van 1559 waarin ‘Henrick Henrick Zantegoets oudt omtrent 32 jaeren’ met enkele andere buurtgenoten verklaart dat in een bepaalde familie bij het overlijden van de ouders zware schulden bleken voor te komen zodat het terecht is dat de momboiren van de achterblijvende onmondige kinderen enkele zaken verkopen om executie te voorkomen.[2] Rond deze tijd is Henrick ook met genoemde Beelke getrouwd en hebben zij zich in Oirschot gevestigd in de buurtschap Naestenbest. Toen er kinderen kwamen zijn eerst de namen van de ouders van Beelke (Adriaen en Barbara) vergeven en vervolgens de namen van Henricks ouders (Henrick en Heylke). Mischien heeft men daartoe besloten omdat Beelkes ouders reeds waren overleden en men op hun nalatenschap een bedrijf begon.
In 1561 erft Henrick eerst van een oom van moeders zijde ruim 20 gulden zoals hiervoor werd vermeld, waarna in mei van dat jaar de goederen van zijn ouders worden verdeeld [3] :
‘ Oevermidts welcker erffelycke scheydingen ende deylingen den voirsoreven Henricken te deele is gevallen:
– die hellicht in twee ackere landts, deen genoempt die Streepe ende den anderen den Doerenacker, te weten die hellicht naester Strepen waert die voirscreven ackers beyde gelegen wesen in de prochie van Boextel ter plaatsen genoemt Onroede,
– noch een vierdegedeelte in eenen hoeybeempt gemeyndelyck genoempt Hulsel, gelegen onder die prochie voirscreven,
– ende dat vorste gedeelte in eenen heycamp gemeynd~lyck genoempt Coppen hoeve, gelegen onder Elde,
– hier vuyt sal men jaerlicx blyven gelden omtrent een lopen rochs ende 53 gulden eens die welke Aert Henricx (Zantegoets) schuldich sal syn te betaelen van huyden des daegs oever een jaer. ‘
Uit de erfenis van genoemde oom van moeders zijde wordt in1563 door de erfgenamen, waaronder Henrick Henrick Santegoets, een ‘brief van drie karolus gulden’ overgedragen aan de Heilige Geest (dit is het armen bestuur) en het capittel.[4] In 1565 kopen ‘Henrick ende Andries gebroederen zoenen Henrick Willems Zantegoetst ‘ … ‘een stuck landts geheyten den Benacker, gelegen in der prochien van Boextel onder Nunsel indt Elsbroick’.[5] Verdere aktiviteiten van Henrick in Boxtel of Naestenbest zijn niet bekend. In 1580 wordt in een akte Beeltke de weduwe van Henrick Santegoets genoemd, dus Henrick is voor die tijd overleden.[6]
In 1586 vindt de erfdeling plaats :[7]
‘ Adriaen, Jan ende Henrick, gebroederen, sonen wylen Henrick Santegoots, Adriaen Rutgers van Heesch als man ende momboir Barbara synder huysvrouwen ende Heylken gesusteren, dochteren Henricx voorscreven, alle geassisteert met Aerden ende Andriessen gebroederen sonen Henrick Santegoets, ende Goessenen Peterssen ende Willem Henricksen hennen momboiren byden heere gegeven hebben een wittege erffdeylinge gedaen vande naebestaande goederen henlieden te dele gevallen vande selven Henricken ende Beelken dochtere Adriaen de Haernismaker’.

De te verdelen goederen zijn:
in Naestenbest : een eckerlants geheyten het Soeulant
een ecker geheyten de Dasunt
huys, hoff ende erffenisse daeraen gelegen
eenen ecker lants genoemt de Huyst
een ecker genoempt den Lampkens acker
in Boxtel onder Onrode: eenen ecker genoempt de Streepe
in Liempde: een beempt geheyten de Braexbeempt of Braken beempt
een beempt geheyten de Schelen beempt, een eckerken genoempt het Hopvelt
Alles bij elkaar lijkt het zo ongeveer overeen te komen met de goederen welke van de beide ouders afkomstig zijn.In de akte staat niet uitdrukkelijk dat Beelke ook wijlen is, maar meestal werd pas tot erfdeling overgegaan nadat beide ouders waren overleden. In 1588 vinden wij echter een akte die handelt over het onderhoud van ene Beelke en welke hier in extenso volgt:[8]
‘ Alzoe Beelken weduwe wylen Henrick Willemsen doer haere ouderdom soo verre is gecomen dat sy haer selven nauwelyx en can onderhouden off berieff gedoen sonder hulp van hennen kinderen ofte vrienden ende de selve oyck tenenmael doer dese troublen van haeren geheele lienwaet ende het meestendeel van haeren clederen is ontrieft ende omdat den selven armen ouden stock mach ondergeholpen worden ende haer gerieff gedaen mach worden, soe syn vergadert seeckere van haere vrienden ende naegebueren namentlyck Peter Jan Goessens, Henrick de Hoppebrouwer, Dirck ende Jan Dielen Dirckx ende andere goede personen, ende hebben doer tusschen spreecken van henlieden ende andere soo verre gesproken met Dielenen Dielen Dirxszn ende Aleyden dochtere Henrick Willems ende Beelken voerscreven, dat sy de voerscreven Beelken hebben in genomen om haer gerieff te doen ende te onderhouden in cost, dranck ende haer lienwaet aen souden maecken tot haere lyffve ende slapen notelyck, ende soude rekenen voerden cost ende dranck seven en-de twintich gulden siaers, ende voer lienwaet twee gulden tsiaers, ingegaen synde den iersten dach van oextmaent lestleden ende dat by provisie geduerende twee jaeren welcke achtervolgende heeft die van Dielen ende oijck Aleydt voernoemd vuyt moederlycke affectie sulx aengenomen ende belooft der voerscreven henne moedere ten voerscreven tyde alsoo te onderhouden in cost, dranck ende lynden, dat sy des haer nyet en sal hebben te ontdancken, ende dat die voernoemde Dielen ende Aleydt dyen achtervolgende de voerscreven somme van negen ende twintich gulden vuyten gereetsten goeden los ende vrij sullen mogen treckenende ontfanghen met merckelycke onderspreck dat oft gebeurde dat de voerscreven Beelken swaere off lange sieckbedden quam te liggen, dat den voerscreven Dielenen ende Aleyden tselve goetgedaen sal worden ter goedermans seggen ende oyck tgene de voerscreven Beelken enichsins met spinnen off anderssins can gewinnen sal oyck wesen tot behoeff vande selve Dielen ende Aleydt, alles sonder ergelist. Actum 9e marty 1588. Testes Heuvel et Goessen.
Op huyden den 5e decembris anno 1500 ende tnegentich is dit contract vanden voerscreven Beelken ter eenre ende Dielenen Dirx ende synen huysvrouw ter andere sijden, doer tusschen spreecken van Rutgeren vanden Ven, Henricken vander Hoeven ende Henricken Gysbrecht Hoppenbrouwer respectieve vrienden ende naegebueren van de voerscreven Beelken, noch voer drye jaeren by provisie ende onder de conditien inden selven contracten verhaelt gecontinueert. Gelovende de voerscreven Dielen als boven. Actum ut supra. Testes Engelant et Hoeven. ‘
Ofschoon de gegevens in deze akte niet overeenstemmen met hetgeen ons over de familie bekend is (een dochter Aleydt wordt niet bij de erfdeling genoemd, mogelijk heeft deze akte dus betrekking op een andere Beelke die weliswaar met Henrick Willems maar niet met Henrick Willems Santegoets was gehuwd), is een en ander toch opgenomen als een voorbeeld hoe een regeling voor de oude dag kon worden getroffen.
In 1594 verkopen de gezamenlijke kinderen ‘een vierde gedeelte in eenen hoybempt gelegen inde prochie van Boxtel ter plaetssen Cleyn Liemde, het Hulser genaemt, groot wesende den geheelen bempt omtrent twee dachmaten hoys,’ alsmede ‘een stuxken lants groot omtrent acht thanen royen ofte in sulker voegen ende grootte als inde prochie van Boxtel aende groote brugge vanden heerlyckheyt van Oirschot comende gelegen is’ en wordt de ’tochte in een stuxken ackerlants groot omtrent een lopensaet gelegen inde prochie van Boxtel aende groote brugge naer Oirschot gaende’ afgestaan aan hun zuster Heylke.[9]
[1]Liempde R.A.16 f. 6v [2] Boxtel R.A.68 f. 42 [3] Idem f. 190 [4] Boxtel R.A.76 f. la [5] Boxtel R.A.70 f. 98
[6] Boxtel R.A.80 f. 51 [7] Oirschot R.A.143 f. 199v [8] Oirschot R.145b f.288 [9] Boxtel R.A.75 f.128
05.a2 ROELOFF SANTEGOETS
05.a2 ROELOFF SANTEGOETS, zoon van Henrick 04.b1
Geboren : rond 1528, overleden voor 1561
Gehuwd met : Lyske, de dochter van Jan Tybosch van Wolfswinckel.
Kind:
06.b1 Henrick, geboren in 1558
Roeloff wordt pas in een akte vermeld na zijn overlijden. De eerste vermelding komt voor bij de erfdeling van de goederen van zijn ouders in 1561. [1] Daarbij worden namelijk de ‘ momboiren ende tuteuren van Henricken ombejaert soen wylen Roelofs, soen wylen Henrick ende Heylwygens voirscreven, byden selven Roeloven ende Lysken dochtere Jans Tybosch voirscreven te samen verweckt’ genoemd.
Uit een andere akte weten we dat zoon Henrick in 1558 is geboren, zodat het niet onaannemelijk is dat Roelof het slachtoffer is geworden van de pest welke in 1557 en 1558 heerste. Wat dat voor gevolgen had in Boxtel verhaalt de volgende akte :[2]
Scepenen ende kerkmeesteren der heerlicheyt van Boxtel gedaight byden vorster van Boxtel, geexamineert wesende op silvere interrogatorie ons schepenen voirscreven geschriftelicken geexhibeert ende overgegeven hebben op henre eeden by hen tauderen tyde int ainvangen van hennen scependomme gemachticht vanden scoutet van Boxtel gedaen, getuycht ende gedeponeert waer te zyn dat hen deponenten seer wel is kennelicken ende is warachtich,
dat zyndert de hoochtyde van Sinte Marie Magdaleene dach anno 1500 zeven ende vyfftich bynnen de heerlicheyt van Boxtel is geweest soo groote benautheyt van peste, meere dan in anderen plaetschen, vryheyden ofte dorpen onder die Meyerie der stadt vanden Bosche resorterende,
dat zulcke noch gelycke peste in menschen gedenckenisse inde zelve heerlicheyt van Boxtel niet en is gesien geweest, welcke peste (God betert) tot opten dach van huyden nyet en resseert mer alnoch strenge regneert,
ende dat inde heerlicheyt van Boxtel te woonen plachten omtrent twyntich hondert off een ende twyntich hondert communicanten, vande welcken zyndert den voirscreven hoochtyde van Sinte Marie Magdalenen dach anno 1500 zeven ende vyfftich gestorven zynde vande pesten over de achthondert personen onder die prochie van Boxtel wonende.
Overmidts welcke groote benautheyt van peste die heer van Boxtel met zynen geheele familie, dmeeste deel vande priesteren, die scouthet, scepenen, die wyntaverniers, brauwers, tappers, backers, vleeschouwers ende andere innegesetenen van Boxtel neeringe doende ende vander pesten onbesmet wesende, henre habecatien ende woningen hebben verlaten ende zynde buyten Boxtel getrocken in zulcker vuegen, dat inde heerlicheyt van Boxtel inden voirleden jayre van zeven ende vyfftich in vyer ofte vyff maenden tyts egheen neeringe gedaen en worde, hoe wel dat nochtans bynnen Boxtel zynde over de negen ende twyntich tavernen daermen byeren vercopt ende vyer wyntavernen, die een genaempt is ‘dat Hert’, daer men die wynen gewoentlicken is inne te leggen met grooten stucken meerdere ende mindere die oyck den voirscreven tyt van vyer ofte vyff maenden nyet eenen pot wyns en hebben getapt, in zulcken vuegen dat die kerckmeesters benoidicht waren der kercken wyn omme die Misschen mede te celebreren inde kercken van Boxtel te doen halen bynnen de stadt vanden Bosche.
Dat oyck inden voirleden jayre van zeven ende vyfftich bynnen Boxtel waren wonende vyff ofte zes backers, die allen daghen gewoenlyck waren te backen ende te vercopen zoo wel teruwen ale roggen broot, die cyck den tyt voirscreven henre huysinge, neeringe ende backerien hebben moeten verlaten.
Dat insgelycx ten zelven tyde voirscreven inde heerlicheyt van Boxtel zes ofte zeven vleeschouwers, die allen weecken bynnen Boxtel plachten beesten te slaen ende vleesch te vercopen, die tzelve hebben moeten verlaten ende hebben egheen vleesch den tyt voirscreven vercoft gehadt, zulcx dat alle crancken ende syecken ende allen anderen bynnen Boxtel hen schoon broot, vleesch ende alle tgene hen doen ter tyt van noode was, zynde genociffiteert geweest te laten halen inde stadt vanden Bosch, ende want Godlycken ende behoyrlycken is der waerheyt getuygenisse te geven bysondere alsmen daertoe wittelicken wordt versocht.
Soo hebben wy scepenen etc. Actum 23e julij anno 1500 acht ende vyfftich.
[1] Boxtel R.A.68 f. 190 [2] Boxtel R.A.67 f. 123
05.a3 GERITKE SANTEGOETS
05.a3 GERITKE SANTEGOETS, dochter van Henrick 04.b1
Geboren: rond 1530, overleden: rond 1590
Gehuwd met: Corstiaen, zoon van Goyaerts van den Hoevel. Hij is overleden na 1588.
Kinderen: niet bekend.
Woonde in Boxtel
Geritke is genoemd naar haar grootvader van moeders zijde en bij de aldaar beschreven erfenis in 1561 van haar oom is zij reeds getrouwd. Bij de erfdeling van de goederen van haar ouders op 5 mei 1561 is vermeld :
‘ Corstiaen vanden Hoevel als man ende momboir van Geritke synder huysvrouwen is midts dese deylingen te deele gevallen:
– die hellicht in eenen ackerlandts gemeyndelyck genoempt tHoich Eeussel, gelegen onder die prochie van Boxtel ter plaetsen genoempt Cleynder Liempde
– noch eenen hoybeempt gemeyndelyck genoempt dat Smaelbeemptken, gelegen onder die prochie voirscreven,
– noch eenen jaerlycken erffelycken chyns van sesse carolus gulden, ·… vuyt seker onderpanden tot Lennisheuvel,….
– ende elff carolus gulden eens die welcke Henrick syn swaeger sculdich syn zal te betaelen op Sint Jans Baptiste dach naestcomende. ‘
In 1565 is Geritke genoemd in de reeds genoemde akte betreffende de overdracht van een schepenbrief van drie carolus door een aantal erfgenamen van haar oom.
In 1588 laat zij met haar man een testament vastleggen :[1]
‘ Testament Corstiaen Goarts vanden Hoevel ende Gheritke Henrick Willems.
…… Item sy noemdem voer haer erffgenamen hender beyder naeste nichten ende neven tsamen twentich gulden eens, te weeten thien gulden voor die kynderen van Corstiaens broeders ende susters ….. ende dander thien gulden voor die kynderen van Aernt, Roeloff, Dries, Jan, Henrick ende Jutke, der voerscreven Geritkes broeders ende suster, wel verstaende die levenden metten doden te deylen ende wie van desen erffgenamen hier-mede niet te vreden waer, die sou men moghen tsamen wtsetten eenen ouden groot. ‘
Verder worden in het testament 29 gu1den voor missen ter jaargetijde gereserveerd (voor 2 gulden sjaars) en wordt twee stuiver toegezegd aan de St. Jan in Den Bosch, de kerken van Boxtel en Best en de vier biddende orden. ‘Haer falie‘ belooft zij aan het altaar of het klooster van Onsen Lieven Vrouw, voor een ‘casuffel‘. Omdat er geen eigen kinderen worden genoemd mogen we aannemen dat die, althans op dit moment, er niet waren.
1 Boxte1 R.51 f. 40
05.a4 JUTKE SANTEGOETS
05.a4 JUTKE SANTEGOETS, dochter van Henrick 04.b1
Geboren: rond 1531, overleden: in 1594.
Gehuwd met: Goyaert, zoon van Dirck van Hees. Hij overleed in 1594.
Kinderen: Henrick, Roeloff, Jan, Lysken, Heylke en Marike.
Woonachtig in Boxtel
Bij de erfenis van haar oom in 1561, zowel als bij de erfdeling van de goederen van haar ouders in datzelfde jaar is Jutke gehuwd :
‘ Goeyaerden Diercx soen als man ende momboir van Jutken, is midts deser erffelycke scheydingen ende deylingen te deele gevallen:
– eenen acker landts gemeyndelicken genoempt den Vrauwenacker, gelegen inde prochie van Boextel tot Onrode, …
– noch die hellicht in eenen ackerlandts genoempt den Steenoeven ende een koeweyde daeraen gelegen, genoempt die Middelste Koeweyde
– ende die hellicht in eenen heycamp gelegen indt Vuylsbroick,..‘
In 1594 verkopen de kinderen van Goijaert Dircx van Hees en Jutke dochter Henrick Santegoodts samen met Andries Henrick Santegodts ‘een stuck heyvelts, de Cleyn Hey genompt ‘ [1], waarna in dat zelfde jaar nog een erfdeling plaats vindt.
1 Boxtel R.75 f. 127v en f. 141
05.a5 JAN SANTEGOOTS
05.a5 JAN SANTEGOOTS, zoon van Henrick 04.b1
Geboren: rond 1533, overleden: rond 1595.
Gehuwd met: Jenneke, dochter van Willem Jan Adams van de Broeck. Zij overleeft Jan en overlijdt na 1608.
Kinderen :
06.c1 Jan, geboren rond 1561
06.c2 Henrick, geboren rond 1563
06.c3 Mathys, geboren rond 1565
06.c4 Peter, geboren rond 1567
Ook voor Jan heeft de eerste vermelding betrekking op de erfenis en de erfdeling in 1561:
‘ Jannen is midts desen erffelycke scheydingen ende deylingen te deele gevallen
– eenen acker landts ende een heeybeemtken daer lancx neven streckende gemeyndelyck genaempt dat Beecxken gelegen inder prochie van Boextel ter plaetsen genoempt Cleynder Liempde
– ende 16 gulden die welcke Corstiaen Geeyaertszn schuldich zal syn te betaelen Sint Jans Baptiste dach naestcomend. ‘
In ditzelfde jaar verkoopt hij uit de erfenis (van zijn oom Jan Gerits Jacops) zijn aandeel ter grootte van 1/32 deel voor 9 gulden en 15 stuiver [1], en samen met de broers en zusters van zijn vrouw ‘een stuck acker landts hen als sy seeghden competerend, gelegen inde prochie van Boextel ter plaetsen genoempt Ottenbosch ‘ voor 21 gulden.[2]
In 1563 zijn er problemen in de familie van zijn vrouw met betrekking tot een rente van drie Ryx gulden tsjaers [3], maar de schepenen doen in het aangespannen geding een uitspraak waarmede de zaak kennelijk is afgedaan. Toen broer Roeloff overleed en een ‘ombejaerde zoon Henrick‘ achterliet, werd Jan voogd hierover. Als zodanig treedt hij op in de jaren 1564,1565 en1579 [4,5,6,7].
In 1565 koopt hij tevens ‘huys, hoffstadt ende hoff, gelegen inder prochie van Boextel ander Lennishoevel‘.[8] Hij belooft daarvoor te betalen 36 gulden ineens en verder jaarlijks 4 gulden. Deze laatste som kan worden afgekocht voor 72 gulden en in de marge van de akte staat vermeld dat dit in 1567 is gebeurd.
In datzelfde jaar verkoopt hij een rente van 5 gulden jaarlijks (af te lossen met 100 gulden) uit een akker in ‘Cleynder Liempde‘ :

Johannes filius quondam Henrici Willems Santegoots
legitame et hereditarie vendidit Henrico filo quondam Gerardi
vanden Sande annuum et hereditarium censum quinque florenorum
Carolus gulden communiter vocatorum, xx-ti st., vel valorum eorundem in
alia bona pecunia pro quolibet computando. Solvendum hereditarie
Purificationis Beata Marie Virginis. Et pro primo solutionis termino ……
Gedurende bijna 30 jaar ontbreken verdere gegevens over Jan, tot in 1595 sprake is van Jenneke weduwe Jan Henrick Santegodts [9], en door Ariaen, de zoon van haar zwager Henrick uit Oirschot een restant van 6 gulden wordt opgeëist vanwege de verkoop van een paard :

Aensprake Peter Jacops nomine quo inden naeme
van Ariaen Henricx Santegodts,
wonende tot Oirschot, aenleggere,
tegens
Jenneke weduwe Jan Santegodts, gedaghde.
D’aenleggere eyscht betalinge der somme van ses carolus gulden
als reste van meerdere somme, procederende van sekeren
coope van eenen perde, ten overstreken dage byden voo byden gedaeghden gecoft vanden aenleggere gecoft, ende
gelooft hadde te betalen tselve offererende ende ofte
deserverende, contenderende ende concluderende daer omme die
voorscreven aenleggere totte voorscreven betalinge cum
expensis.
(vervolg:) Ende want rea nyet en compareert noch procureur voor haer versueckt die voorscreven aenleggere versteck van antwoordt ende ad indicatie van syne dueghdelycke propositie proponerende gecomen, versukende daer op apt. cum expensis. Obt. actos syn versueck, ende conclusie daerin genomen. Actum 23a octobris 1595.
Een jaar later koopt ‘ Jenneke weduwe Jan Henrick Santegodts ‘ seker stuck ackerlants gelegen inde prochie van Boxtel ter plaetssen Lennis-hovel genoempt, groot ontrent een sestersaet lants ‘ .[10]
In het boek van de ‘ setters vande contributien ende lasten der baenderye van Boxtele, van Pincxten 1604 tot Pincxten toe 1605 ‘ komen we tegen onder
‘Boextel Binnen‘ [11] : ‘ Jenneken Santegoidts 3 st’
‘Cleyn Liempde‘ [12] : ‘ br. van Jenneken Santegoidts landt ende hoeve 12½ st ‘.
In 1607 staat Jenneke een vijfde gedeelte van de opbrengst van haar goederen af aan haar zoon Jan. Dit blijkt een waarde te vertegenwoordigen van 140 gulden, dus het totale bezit kan worden geschat op 600 gulden. Omdat Jan zijn verkregen recht meteen doorverkoopt aan zijn broers, die hem daarvoor pas na overlijden van Jenneke het bedrag van 140 gulden hoeven te betalen, hetgeen in mei 1616 is geschied, lijkt het aannemelijk dat Jenneke in 1616 is overleden.[13]
In 1608 wordt het resterende 4/5 gedeelte overgedragen aan haar drie andere zonen, echter [14] :
‘ soo hebben die voirnoemde Henrick, Mathys ende Peeter der voirscreven Jenneken hennen moeder wederom gelooft ende geloven midts desen, dat zy der zelver Jenneke hender moeder voirtsaen in cost, cleederen ende andere nootelickheden, zoo wel sieck als gesont wesende, haere leven lanck geduerende, eerlycken ende ends deechlycken naer eysch haers staets zullen alimenteren ende onderhouden ofte doen alimenteren ende onderhouden, zulx dat zy haer dyen aengaende mit reeden nyet en zall hebben te beclaegen.
Mede oick geloven zy comparanten voirnoemd de voirscreven vier vyfte gedeelten, mit alnoch het resterende vyfte vyften gedeelte der getransporteerde goederen voirscreven by hen op date voirscreven tegens der voirnoemde Jannen hennen broedere vercregen, geduerende den leven der zelver Jenneken hender moedere nyet en zullen veralieneren noch separeren in enigherhande manieren, maer alle deselve geheele goederen laeten in staete ende esse byden anderen ombedeylt, zoo lange deselve henne moeder leven zall. Daervoir indivisi specialycken de voirscreven geheele goederen ende ulterins henne persoonen ende alle henne andere goederen present ends toecoemende, midts desen verobligerende ende t’onderpande stellen. Alle droch, arch ende list hierinne wtgesloeten.’
[1] Boxtel R.A.68 f.203 [2] Boxtel R.A.75 f. 229v [3] Boxtel R.A.9 f. 34
[4] Boxtel R.A.70 f. 45v [5] Idem f. 125v [6] Boxtel R.A.72 f. 39v [7] Idem f.48v
[8] Boxtel R.A.70 f. 89 [9] Boxtel R.A.72 f.2v [10] Boxtel R.A.75 f. 192v
[11] Boxtel R.A.50 f. 200v [12] Idem f. 207v [13] Den Bosch R.A.1479 f.157
[14] Den Bosch R.1480 f.335
05.a6 AERT SANTEGODS
05.a6 AERT SANTEGODS, zoon van Henrick 04.b1
Geboren: rond 1535, overleden: na 1599.
Gehuwd : voor 1562 met Jenneke, dochter van Peter Bartholomeussen
en Catharyna Everts. Zij overlijdt eveneens na 1599
Kinderen
06.d1 Peter, geboren rond 1570
06.d2 Adriaen, geboren rond 1572
06.d3 Anna, geboren rond 1574
Aert erft evenals zijn broers en zusters in 1561 uit de nalatenschap van zijn oom Jan Jacops [1,2] en krijgt ook zijn deel bij de erfdeling van de goederen van zijn ouders [3] :
‘ Aertden is midts deser deylingen te deele gevallen:
– eenen acker landts gemeyndelyck genoempt den Doerenacker, gelegen onder die prochie van Boextel ter plaetsen Onroede,
– noch een heybeempt gemeyndelyck genoempt dat Rontbeempken, gelegen onder die prochie voirscreven,
– ende dat achterste gedeelte in eenen heycamp, gemeyndelyck genoempt Coppen hoeve, gelegen onder Elde, …. ‘
In 1562 vermeldt een akte in Liempde [4]:
‘ Aert zn Henricx Willem Zantegods, man ende momber Jennekens synder huysvrouwe, heeft wittelycken ende erffelycken vercoft, … een erfrent van ses gulden siaers, altyt verschijnnen op Lichtmis dach te betalen den iersten naestcomende over een jaer den iersten betaeldach, van ende vuyt eenen stuck groeslant groeslants ofte hoylants genoemt Clotsbunder onder die prochie van Boextel in die dingbanck van Liemd ter platssen in Clotsbunder, eenen bunder groot, ‘
Deze erfrente kan worden gelost voor 104 carolus gulden.
In het volgende jaar draagt Aert met een aantal andere personen een brief van drie gulden op aan de armenkas in Boxtel [5]. Hierna vinden we een tijdlang niets over hem, tot hij in 1579 voor een tijd van twee jaar 42 gulden leent van zijn neefje Henrick, zoon van broer Roelof.[6]
De volgende akte staat weer genoteerd in Liempde en wel in 1581. [7] Deze heeft weer betrekking op de reeds genoemde Clootsbuender, welke nu door erfgenamen van Peter Bartolomeussen wordt verkocht.
Als zijn broer Henrick in Oirschot is overleden, wordt Aert voogd over de achtergebleven kinderen, althans wordt hij als zodanig in 1586 in een akte genoemd. [8]
Een jaar later verkoopt hij in Liempde een stuk land ter plaatse Fisser Heye wat genoemd wordt Hulseis.[9].
In 1593 blijkt hij bij iemand voor 23 gulden in het krijt te staan [10] en in 1595 verkoopt hij ‘ een stuck ecker lants groot omtrent vyff lopensaet gelegen inde prochie van Boxtel ter plaetssen Selissel, genoemt het Voerbeken’ en ‘een stuck ackerlants gelegen aldaer ter plaetssen voerscreven groot omtrent een sester ‘. [11]. Deze akkers zijn van zijn vrouw afkomstig.
De laatste akte dateert van 1599, en heeft betrekking op ‘ Aert Henrick Willems Santegodts, als man ende mombaer van Jenneken dochter Peter Meeussen syne huysvrouwe ‘ , en handelt over de verkoop van ‘ seker stuck ackerlants gelegen inde prochie van Boxtel ter plaetssen Selissel genoemt, groot synde ontrent drie vierder vat lants ‘.[12]
[1] Boxtel R.68 f.170 [2] Idem f.175 [3] Idem f.190 [4] Liempde R.16 f.93v [5] Boxtel R.76 f.la [6] Idem R.72 f.39v
[7] Liempde R.17 f.2 [8] Oirschot R.143 f.199v [9] Den Bosch R.1416 f.91 [10] Boxtel R.75 f.87v [11] Idem f.163v
[12] Boxtel R.76 11 dec
05.a7 ANDRIES SANTEGOETS
05.a7 ANDRIES SANTEGOETS, zoon van Henrick 04.b1
Geboren : rond 1537, overleden : na 1604.
Gehuwd : met Everartda , dochter van Huybert Everts.
Kinderen :
06.e1 Daniel, geboren. rond 1570
06.e2 Jan, geboren in 1575
06.e3 Roeloff, geboren rond 1576
Andries is de jongste telg uit het gezin van Henrick en de laatste persoon van de vijfde generatie. Ook hij wordt genoemd bij de erfenis in 1561 [1, 2] en de erfdeling in datzelfde jaar [3] :
‘Andriessen is midts deser deylingen te deele gevallen:
– huys, schuer, schaepskoeye, perdtstalle, backhuys ende hoff metten aengelegen negen lopenzaet landts off daeromtrent begrypend, gelegen inde prochie van Boextel onder Onroede,
– noch een koeweyde gelegen onder die prochie voirscreven aen de Hooge straet,
– ende een recht van eenen cueteren op Kempen indyen die voirscreven huysinge aldaer gerecht is, Hier vuyt salmen jaerlycks blyven gelden xii lopen rocxs ende xii lopen garsten den capittel van St. Jans ten Bosch, ende eenen mauwer roggen jaerlicx den Heyligeest tot Boextel ‘
Drie maanden na het passeren van deze erfdelingsakte verkoopt Andries 1/32 gedeelte van de goederen uit de nalatensohap van zun oom voor 8 carolus gulden en 16½ stuiver.[4]
Vanaf 1562 pacht Andries een hoeve in Onrode volgens notities in de boeken van de Rekenkamer in Brussel, de hoofdstad van Brabant [5, 6] :
‘ Anderen ontvanck vanden 7 hoeven onder der prochien van Boxtel gelegen, toebehoort hebbende heren Jannen van Hoerne, onlancx heer van Boxtel ende by den selven verpacht voerden tyt ende termyn van ses jaren gelyck hierna volcht, van welcken hoeven dese rentmeester gheen ontvanck en heeft gehadt dan die penningen vanden voerlynen ende het gelt voer suyker ende boter nae doot van myn vrouwe van Boxtel saliger memorien, mits redenen want die voernoemde heer het grane ende ander inkomen van de voerscreven hoeven selver op synen huyse heeft laten ende doen ontvangen.
Van Andriessen Hanrick Santegoets, die welcke gepacht heeft die hoeve gelegen inden gehuchte genoempt Onrode, groot omtrent drie mudsaet ende halff in ackerlant, acht dachmael hoylants, thien schaeren weyden, een mudsaet heylants volgens t vercleen vanden tegenwoerdigen pachter voerden tyt ende termyn van zes jaeren innegaende te Sinxen anno 1562 ende vuytgaende te Sinxen anno 1568, jaerlycx vorde somme van tseventich gulden.
Ende want dese voernoemde rentmeester anders gheen ontvanck van deser hoeven en heeft gehadt dan alleenlyck vanden veerscreven voerlyne, aldus hiervan Martini anno 64, wesende het derde zesde jaer,
die somme van 70 gulden, ………………. quod valet …………….….. 70 pond.
Heeft insgelycx die voerscreven Andriessen geloeft te betaelen jaerlycx te Paeschen die somme van ses gulden voer suijcker ende boter. Aldus hiervan Paeschen anno 65
die voerscreven somme van 6 gulden,… quod valet …………..….. 6 pond.
Ander vuytgeven dat de molder tot Boxtel ende de hoevenaers in dit jaer aen haere pachtinghe desen rentmeesteren gecort hebben, alsoe hier voer vuytgeven gestelt :
– Item Andries Santegoets opte hoeven tot Onrode boven in de koecken gelevert primo 93 pond boteren, het pond 1 stuiver 3 oert
quod valet …6 pond – 17 st – 9 den.
– Aen nieu gelosen opt kelderken aldaer de selve verleet … 17 st – 6 den.
Den decker betaelt ……………………………..…… 18 st.
In het volgende jaer staat een soortgelijk verhaal genoteerd [7] , echter werd daarbij 112 pond boter van 2 stuiver het pond in mindering gebracht, vervolgens 2 lopen raepen voor 5 st – 6 den. en tenslotte nog eens 24 3/4 pond boter van 1 st – 3 oort het pond. Ook hierbij is de boter door de vrouw van Andries ‘inde koecken‘ geleverd.
In 1567 werd 156 pond boter van 2 st. geleverd, alsmede 3 hamels van 35 stuiver per stuk en werd aan de scheper 1 stuiver uitbetaald [8]. In 1568 gelden voor het laatst de genoemde voorwaarden [9] en worden ‘ verleet aen seker saken des heren van Boxtel, die somme van 12½ st, aen drie busselen latten te houden 1 st – 1 den, den decker betaelt 12 st. ‘
Vanaf het pachtjaar 1568 – 1569 wordt een nieuw contract toegepast waaraan onderstaande kosten verbonden zijn:

Aan aftrek werd toegepast :
in 1568/69 :
‘ een vet varcken weghende 141 lib, het lib. 1 st – 3 den hollands,
facit die somme van 8 gld – 8 st – 2½ oert.
Den decker betaelt 8 st.’
in 1569/70 :
‘ mer gedect dan hy behoirden 4 vymen dachstroots, facit 2 gld – 12 st.
Ende den decker van 6 daghe deckens betaelt 18 st ‘.
in 1570/71 :
‘ van hopeste ende die goote te maken betaelt 4 st. Van decken betaelt 9 st.’
in 1571/72 :
‘ mer gedeckt dan hy behoirden 7 vymen dachstroots, facit 5 gld – 12 st.
Ende 3 vymen voer 2 gld – 5 st. Een vymen 3 busselen 19 st – 6 den.
Den decker betaelt 8 st.
Vyff jonge appelboomen gecocht 8 st – 6 den. ‘
in 1572/73 : onbekend
in 1573/74 : ‘ meer gedect dan hy behoirden 8 vymen dachstroots, facit 6 gld.
Den decker betaelt 2 gld – 10 st.
Aen steen tot eenen nieuwen oeven verleet 20 st.
Den metser betaelt 11 st. Den oeperknecht 6 5t.v ‘
Met dit laatste jaar is een pachttermijn van 6 jaar afgelopen en met nagenoeg dezelfde bepalingen wordt nu een pachtcontract voor de tijd van drie jaar aangegaan. [16]:
‘ Ontfanck van den hoeve tot Onrode.
Ontfangen van Andriessen Santegoets van gelycken gecontinueert in synen pachtinge vande hoeve tot Onrode, groot ontrent in ackerlant drie mudtsaet een halff, acht dachmael hoylants, thien schaeren weyden, een mudtsaet heylants, nae ’t verclaeren van desen pachtere voerden tyt ende termyn van drie jaeren innegaende ende vuytgaende als voer, jaerlyox in gelde ten voerlyve in gelde voerde somme van tseventich gulden. Aldus hier van Martini 75, wesende het 2e 3e jaere
die voerscreven somme van 70 gld, quod valet …………………………………. 70 £
Voer suycker ende botter verschenen ut ….……………………….…. 3 £
Elff mudden roggen, het mudde ten pryse als voer van 5 gld 5 st
facit die somme van 17 gld 15 st, quod valet …………… 17 £ 15 st.

Verder vermeldt de akte nog tien mud gerst voor 66£ en 5 st, twee mud boekweyt voor 8£ – 10 st en tot slot 2 mud haver voor 6 £. In hetzelfde boek staat vermeld dat men van Andries ontvangen heeft 6 gld – 10 st ‘ vanden schaerhoute inde hooen weyde ende het loo tot Onrode ‘. Ook wordt weer een en ander in mindering gebracht , te weten: [15]
‘ 36 vymen van verscheyden personen gecocht, 27 gld – 15 st’.
Ende den decker betaelt 2 gld – 8 st.
Ende opten hoeve opt Boscheynde gelevert 10 busselen latten, 35 st.’
Andere gegevens betreffende deze pachtovereenkomst zijn niet bekend.
Voor een akte die betrekking heeft op een schuldbekentenis moeten we terug naar het jaar 1564, waarin ‘ Andries soen wylen Henrick Willemsz heeft gelooft als schulder principael op hem ende op allen zyn goeden hebbende ende vercrygende te betalen een malen roggen der maten van Boxtel ende vyff ende twintich carolus gulden ‘. [17]
Een jaar later koopt hij samen met zun oudere broer Henrick ‘ een stuck lants geheyten den Benacker, gelegen inder prochien van Boextel onder Munsel indt Elsbroick ‘. [18]
In 1566 koopt hij ‘ een ackerlandts gemeyndelyck geheyten Smollers acker, metter halver stege daer by aenliggende, gelegen inde prochie van Boextel onder den hertganck van Onroede ‘. [19]
In de eerste jaren van de tachtigjarige oorlog die dan begint zijn er geen akten die op Andries betrekking hebben. Pas in 1580 wordt hij weer vermeld als koper van ‘een stuck weylandts’ wederom in Onrode en grenzend aan een stuk land dat hij daar reeds bezit. [20] Inmiddels is Andries dan wel getrouwd en heeft drie zonen, waarvan er een ‘onnosel‘ is. De naam van zijn vrouw kennen we alleen uit een akte van 1582 waarin de kinderen van Huybert Everts als erfgenamen worden genoemd van een oom en tante en waarbij het erfgoed wordt verkocht. [21] Als ‘ man ende momboir van Everartda synder huysvrouwe ‘ wordt genoemd Andries Hanricxssen. Dat hiermee Andries Henricx Santegoets bedoeld wordt valt af te leiden uit het feit dat bij de nakomelingen vanaf dit moment de naam Evert gebruikt gaat worden, wat zelfs tot op de dag van heden is voortgezet.
In hetzelfde jaar 1582 koopt Andries nog ‘ een stuck heyvelts gelegen ter plaetssen genoemt aen Schathuys ‘ [22], en in 1585 ‘ eenen acker lants gemeynlyck geheyten den Gheer, gelegen inder prochie van Boxtel ter plaetsen genoemt Onroy ‘ voor ‘ vyff ende veertich karolus gulden ‘. [23 ] Laatstgenoemde akker blijkt te grenzen aan een stuk land wat toebehoort aan de kinderen van zijn onlangs overleden broer Henrick uit Oirschot. Voor zover deze kinderen nog ‘onmondig‘ zijn fungeren Andries en zijn broer Aert als voogd. [24]
In 1592 zijn ze volwassen en dan koopt Andries van hen ‘ een stucksken heyvelts gelegen inne die prochie van Boxtel ter plaetssen genoemd Munsel ‘, ‘synen leven ende synen huysvrouwen leven gedurende, de tochte ende derffrechte nae hunne beyder afflyvicheyt ten behoeve van Daniel synen ombejaerden onnoselen soone‘. [25] Tegelijkertijd verkoopt hij ‘ een vierdegedeelt in een heyvelt inde Doirselen ‘, en een half jaar later ‘ een stuck ackerlants hem als hy zegde toecompeterende, gelegen onder Boxtel ter plaetsschen genoemt Inde Gemonse Ackeren ‘. [26]
In 1594 koopt hij samen met zijn zwager Goyaert van Hees in Munsel ‘ een stuck heyvelts, de Cleyn Hey genoemt ‘ [27] waarna ‘ inde prochie van Boxtel onder den hertganck van Onroy’ enige goederen worden gekocht door ‘ Danielen, Jan ende Roeloffen, kynderen Andrieske soone Henricx Zantegodts ‘ [28]. Andries zelf neemt op zich om de kosten te betalen, te weten 75 gulden. Een paar maanden later koopt hij voor 44 gulden de helft van ‘ een heycamp groot omtrent seven wertsen ofte soo groot ende cleyn als den selven inden prochie van Boxtel ter plaetsen Munsel in Elde genaemt ‘ ‘tot behoeff van Danielen, Jannen ende Roeloffen syne kynderen ‘. [29]. Samen met de kinderen van zijn zuster Jutke verkoopt hij vervolgens ‘ een stuck heyvelts, de Cleyn Hey genompt ‘ [30] en treedt hij op als voogd van Heylke, een dochter van zijn broer Henrick uit Orschot [31]
In hetzelfde jaar 1594 raakt Andries verwikkeld in enkele processen. Zelf is hij eiser in het proces [32] :
‘ Aensprake Andries Henrick Santegodts
tegens Wouter Janssen van Schyndel, gearresteerde
Die voirscreven aenleggere eyscht betalinge de somme van 4 carolus gulden, reste van merder somme, procederende ter saken van sekeren huysinge van sekere hoybempt byden gearresteerden vande ged. in gerede penningen affgehuert, ende de voirscreven rest alnoch schuldich gebleven tselve off aen ofte deser contendeert ende concludeert daerom die voirscreven aenleggere dat voirscreven gearresteerde ofte synen borge off by een compaertie vande selve gearresten gecondemneert sullen wordden in de satisfactie vande voirscreven 4 gulden cum expensis ende wat reüs nyet en compareert noch procureert voor hem soe die voirscreven aenleggere sal worden geontminaceert ende hem aenleggere synen conclusie geadiudiceert vermogens by den presentatie inde aensprake gedaen, versuekende daerop myne heren schepenen. Apt. cum expensis.
Prestitetaetor imamenten ende dyen aengaende hem aenlegger syne conclusie geadiudiceert.
Myn heren schepenen ter manisse des rechtens apporteren inne desen voorrecht verstekende den gearresteerden overmits de non comparitie van antwoorden mids doende den eedt inde aensprake geestereert.
Actum 21 juni ’94. ‘
Aangezien dit proces verder niet meer genoemd wordt, is een en ander kennelijk tot genoegen geregeld.
Van een proces wat niet zo soepel verloopt is sprake in de zaak Peters Jacopsse van Rund, contradicteur, tegens Andriessen Henrix Santegodts cum suis, verwerderen [33]. Het komt in de maanden juni, juli, augustus en september steeds op de rol voor, maar wordt steeds aangehouden. Bovendien is het onduidelijk wat er precies aan de hand is. In oktober krijgt de contradicteur te horen dat hij de zaak niet moet dreineren [34] :
‘ Die voirscreven verwerderen seggen dat sy opten dartichsten augustus lestleden hebben gedient van andere contrarie persisteringe tegens den voirscreven contradicteur, daer inne sy als doen apt. hebben versocht sonder dat tselve by mynen heren schepenen is geruympt ende tselve drie gerech dagen is geleden, versuken alsoe dat myne heeren schepenen tselve gelieven sal te ruym doer dyen sy daer deur grotelicken wordden geintresseert ende in treyn gehouden.
Myne heeren schepenen rechtes app.ten te manisse des rechters voor recht versteken den contradicteur van suplie ofte vorderen procedure salvo dient de selve noch ad unam, dat hy sal weessen ontfanckbaer ende dat hy con nae deser bancken recht ordentelyck zal hebben te procederen sonder die sake in questie lange te dreyneren. ‘
Als het al de bedoeling was om hiermee wat schot in de zaak te krijgen, enig resultaat in die zin werd er niet mee bereikt. [35] De zaak blijft op de rol voorkomen en in februari 1595 lezen we [36]:
‘ Andries Hendrix (Santegodts) ende Jan Gent Hermans, verwerderen,
tegens
Peter Jacop van Rund, contradicteur.
Die voorscreven gedaghden, gesien hebbende de proteuse sustineringe by den contradicteur ten leste gerechtdagen in recht gedient ende de selve als frimoet ongefundeert ende onwaer-achtich aff slaende, persisteert te contrarien ven dyen by henne voorgaende wel gefundeerde bedingde, daer op insgelycx apt.e versukende ende versuken mede tot thoon geadmitteert te wordden. Partes hebben te beyde seyden gepersisteert. De voorscreven partyen syn op henne feycten tot thoon geweesen. ‘
In maart en april gebeurt er niets bizonders. [37]
In mei komt de onveilige toestand als gevolg van de tachtigjarige oorlog ter sprake [38]
‘ Partes versuken noch dach ad primam ad producendam ende versuken mede brieven van requisitoren der stadt van Bossche om seker getuigen aldaer te mogen produceren, die overmits d’onveylicheyt van wech ende pericelen nyet en durven compareren. ‘
In juni, juli en october wordt de zaak aangehouden [39], eind october wordt het geharrewar uitdrukkelijk vermeld [40] :
‘ Die voorscreven contradicteur dient van sekeren thoon ende neempt noch dach ad producendam.
Die voorscreven verwerderen affslaende den voorscreven versochten dach als fimort ende ongefundeert, midtsdyen de voorscreven contradicteur meer als syne behoorlycke termynen heeft gehadt, versueckt dat den voorscreven contradicteur van gelycken gehouden sall syn te renuntieren van thoon op hodie offe dat hy anderssins van verderen thoon sall syn ende blijven verstoken, by weygeringe versuken der heeren schepenen apt. cum expensis.
De voorscreven contradicteur seeght dat het versuek des verwerders is ongefundeert, midts redenen dat partyen hinc inde op hodie ierst dienen van thoon ende alsoo wel is geoorlofft nae recht ende costuymen versautien ende gebruyck der stadt van sHartogenbossche ende haerder Meyeryen, dat partyen ierst gedient hebbende van thoon wel mogen hebben henne behoorlycken termynen om middeler tyt hennen thoon te mogen produceren. Ende gemerckt inne saken daer verscheyden thoon soo binnen der stadt als omde omliggende dorpen vuyt crachte van brieven van iegnisi soo die de voorscreven contradicteur moet produceren, is wel behoorlycken nae recht syn behoorlycken termynen daer toe te hebben, op dat hy contradicteur in syn goet recht nyet en wordde geprecipiteert, affslaende daeromme het voorsoreven versueck als impertinent ende ongefundeert, persisteert daer omme ter contrarien van dyen sustinerende sulx te behoren inne gevalle.
De voorscreven verwerderen seggen dat soe wel sy voor aff hebben geproduceert, dat de contradicteur gehouden was ierst ende voor all aff te produceren, midts dyen hy is contradicteur ende ierst tot synen thoon is gewesen ende admitteert ende daer toe meer als drie maenden respyts heeft gehadt soe wel als de verwerderen, soe hy hem over geen precipitatie heeft te beclagen, maer dat hy tselve is doende om de sake in treyn te houden ende henne verwerderen t henne alsoe te onthouden, affslaeghen daer omme t geallegeerde voorscreven als fimoil, impertinent ende onwarachtich, persisteert die voorscreven aenleggere alnoch als voor, ende versueckt apt. cum expensis.
Die voorscreven contradicteur seeght over reverentie gesproken dat Aert Leyten in synen verbalen is onwarachtich, want het selve geallegeerde by de rolle van de secretaris nyet blycken en sall, dat de contradicteur tot synen thoon langer ofte eer is geadmitteert dan den verwerderen, daer toe hy contradicteur hen is iesererende, soe dat myne heeren schepenen den voor-screven Leyten in sulke ofte dyergelycke verbalen ofte altircatien geen vorder geloove is behooren te geven dan hen te resereren nae de rolle vanden secretaris, affslaende ende persisteert daeromme als voor.
Die voorscreven verwerderen resereren hen insgelycx tot de rolle vanden secretaris, te weeten dat de voorscreven contradicteur ierst is geadmitteert ende daertoe meer als 4 vout synen termynen heeft gehadt, affslaende daerom t geallegeerde voorscreven als fimoir ende onwarachtich, persisteeren alnoch als voor ende versuken apt. als voor.
Die voorscreven contradicteur seeght als partyen ten beyden syden generalycke wordden geadmittert tot thoon gelyck opten 28e february lestleden inne desen is gedaen inder voegen dat men nyet en can geseggen wie voor ofte nae is geadmitteert ende alsoe moeten syn de voorscreven verbalen onwarachtich ende ongefundeert.
Partes persistunt.
Mynen heeren schepenen ter manissen des richteren verhouden dese sake alnoch in advys overmits d’absentie vande secretaris. Actum 24 octobris 95.
Mynen heeren schepenen ter manisse der richters appoincteren in desen voor recht verstekenende den contradicteur van vorderen thoon salluo dient hy noch tusschen dit ende den naesten dat hy sall wesen ontfanckbaer ende daer om redelyck.
Actum 20 november 95. ‘
Een klein succesje heeft Andries hierbij dus toch geboekt.
De zaak gaat verder in december [41] :
‘ Die voerscreven contradicteur sall infra primam dienende van thoon ende sluyten daer mede alsdan van voorderen thoon. R…ers copye van thoon ten beyden syden geproduceert ende dach ad primam ad dicendam opten thoon des contradicteurs. Factor heeft van gelycken versocht copye vanden thoon ten beyden syden geproduceert. ‘
Op 19 december vindt weer uitstel plaats [42], waarna in januari 1596 de volgende litanie wordt opgetekend [43] :
‘ Die voorscreven verwerderen, gesien hebbende den impertinenten ende ongefundeerden thoon des voorscreven contradicteurs, seggen daer tegens generalia juris contra in plaetssche van reproche.
Die voorscreven contradicteur seeght dat hy noch tertyt op den thoon des verwerders nyet en can geseggen generalia, midts redenerende dat hy contradicteur op sekeren hennen thoon heeft te excipieren, daer op die voorscreven contradicteur ad primam sall dienen ofte doen soe synen raet gedragen sall.
Die voorscreven verwerderen seggen dat naedemael sy verwerderen opten thoon vanden contradicteur geseeght hebben generalia juris contra in plaetssche van reproche, de contradicteur van gelycken heeft te seggen generalia juris in plaetssche van salvatie, gemerckt daer geen reproche en valt, en valt oock geen salvatie, gelyck dat nae costuymen deser bancken genochsaem is notoir ende resereren hen dyen aengaende totte notoriteyt van mynen heeren schepenen, versukende alsoe sy verwerderen dat de contradicteur op hodie van gelycken schuldich sall syn te seggen generalia in plaetsse van salvatie ende tselve gedaen voorts te mogen dach nemen om te reproceren ofte seggen soe synen raet gedragen sall op henne verwerderen thoon sustinerende sulx te behoren, in cas van weygeringe daer aff apt. versuken cum expensis.
Die voorscreven contradicteur seeght nae dyen hy heeft te excipieren opten thoon der verwerderen ende versuken reiectie van sommigen thoon nae dyen den selven nyet behoorlyck en is geproduceert, te weeten byden persoon van Jan Eymberts van Oetelaer ende Dircken Lamberts, de welcke sy verwerderen mede in recht hebben gedient ende geproduceert, naedemael dat zy verwerderen hebben geslooten van thoon ende gerenuntieert van vorderen thoon alles blyckende byden schepenen registre alhier daer toe hy contradicteur hen is refererende, soe dat tselve versuecke der verwerderen is fimoe, ongefundeert ende te prematuur, buyten alle styl ende ordre van procedure, versueckt daeromme die voorscreven contradicteur dat tselve versueck als te prematuur wesende ende buyten ordre van recht, sall wordden affgeslagen ende dat hem contradicteur synen voorscreven dach van exceptie sall wordden geaccordeert, omdat het voorscreven proces in synen wille lituaten nyet en wordde geledert ofte partyen hen nyet genootsaeckt en syn anderssins te beclagen, versukende daerom insgelycx apt. in cas van weygeringe cum expensis.
Die voorscreven verwerderen seggen naedyen partyen van thoon van beyden syden geproduceert hebben gerenuntieert ende opt leste gerechtdach daerop genomen dach te byden syden om daer op te reprocheren, ofte seggen hennen raet , sy verwerderen dyen volgens alsnu wel vermogen hebben te seggen generalia juris in plaetssche van reproche op syns contradicteurs thoon gelyck hy contradicteur als voor verhaelt is, notoorlycken gehouden is te doene van salvatie, daer mede hy contradicteur in geenderley manieren geledeert en wordt in synen exceptien ofte reprochen opten thoon vanden verwerderen, daertoe sy hem van selffs dach syn vergunnende als hy geseeght sall hebben generalia in plaetsse van salvatie, gelyck sy verwerderen hebben gedaen in plaetssche van reproche, ende sullen sy verwerderen daer nae den recht genoch synen salvers genochsaem deduceren, datter geen reiectie van thoon en behoort te vallen maer die behoorlycken is geproduceert, affslaegen daerom t geallegeerde voorscreven als fimoir, ongefundeert, impertinent ende onwarachtich, soo persisteren die voorscreven verwerderen alnoch als voor ende versuken alnoch apt. cum expensis
Die voorscreven contradicteur seeght dat hy in syn versueck wel is gefundeert ende dat het versueck der verwerderen wordt gedaen tegens ordre van procedure, want gemerckt dat die voorscreven verwerderen hebben gedient van hennen thoon opten thienden octobere lestleden ende alsdoe geslooten ende gerenuntieert van vorderen thoon, salvis testibus ende mummentis ad vel infra prima producendis, ende gemerckt den voorscreven Jan Eymberts van Oetelaer ende Dirck Lambertssen lange daer nae by hen verwerderen syn geproduceert, te weeten opten 20e november lestleden, soe dat hy contradicteur daer tegens met goet fundament mach ende behoort te versuken reiectie, persisterende daeromme die voorscreven contradicteur by syne wel gefundeert versueck ende dat het versueck des verwerders als te prematuur ende buyten styl van recht is gedaen sall wordden affgeslagen, sustinerende sulx voor alle vordere procedure te behooren, in cas van weygeringe daer op weerom heeren schepenen apt. cum expensis.
De voorscreven verwerderen seggen dat sy opten 24e octobris lestleden henne getuygen gereet gehadt hebben om te produceren ende tselve de heeren schepenen tselve aengegeven hebbende, hebben verclaert hen tselve midts d’absentie vanden secretaris nyet gelegen te weesen, ende hen verwerderen daeromme noch vergunt den tyt van acht dagen om alnoch te produceren, ende binnen den selven tyt de voorscreven heeren schepenen versocht hebbende, hebben verclaert hen tselve alnoch nyet gelegen te wesen gelyck oock Leon Conincx tselve verclaerde, overmidts d’absentie als voor ende hen verwerderen opte compste vanden secretaris hebben doen verwachten, gelyck sy oock , den selven secretaris gecomen synde, henne productie oock hebben gedaen opten iersten gerechtdage daer nae, voor ende alleer hy contradicteur van thoon heeft gerenuntieert, die nochtans gesamenderhant tot thoon waeren geadmitteert, soo dat den eenen daer van soe veel tyts competeerden als den anderen nademael sy verwerderen nyet minder van qualiteyt syn als die contradicteur, versueckt daeromme alnoch dat de veerscreven contradicteur gehouden sall syn generalia te seggen in plaetsse van salvatie, gelyck sy gedaen hebben in plaetsse van reproche ende weet hy contradicteur daer nae iret te excipieren ofte reprochen op henne aenleggere thoon, en wordt hun daer van syne exceptie nyet geweygert, maer mach dat ten naesten gerecht dage in scriptis overgeven, soe dat nae deser bancken recht is behorende, affslaegende daeromme alnoch t voorscreven geallegeerde des contradicteurs, soe persisteren sy verwerderen alnoch als voor, versuken alsnoch apt. cum expensis.
De voorscreven contradicteur seeght alnoch ende daer by is persisterende dat t veerscreven versueck der verwerderen is gedaen te prematuur, aengesien den thoon by hen verwerderen overgegeven nyet behoorlycken ende met goet fundament gedaen en is ende belangende dat sy verwerderen henne exceptie souden willen funderen opte absentie vanden secretaris, hadden nyettemin hennen thoon behoorlycken mogen produceren voor Leon Conincx als lasthebbende vanden selven secretaris, die syne rolle in recht was bewarende ende last hadde om partyen henne stucken te copieren ende vuyt te reycken gelyck hy oock verscheyde partyen heeft gedaen, dan en syn tselve maer loose streken om den contradicteur in syn goet recht te bevangen, gelyck den selven verwerderen ofte Aert Leyten hennen procureur metter daet opten 23e october lestleden meynden te bewijsen, naderhant als die rolle was affgedinght, is hy gegaen byde heeren schepenen met heymelycke ondercruypinge ende versocht aende selve dat het produceren der verwerderen thoon daeraff den dach alsdoen was dienende, sonder kennis van hem contradicteur soude wordden voorden tyt van acht dagen wordden gecontinueert, ende also hem contradicteur daer inne te bevangen ende gelyck tselve by Leon Conincx als hy over tafelen soude gaen sitten, heeft dan t tekenen al sonder kennis des contradicteur maer alsoo tselve hem contradicteur ter kennisse is gecomen, heeft alsdoen daer op pede stante geexcipieert te centrarien, ende gepersisteert byde voorgaende rolle, ende de notoriteyt van dyen, gelyck hy alnoch is doende, affslaegende daeromme t voorscreven geallegeerde der verwerderen te prematuer, als veer persisterende alsoo hy contradicteur als voor.
Die voorscreven verwerderen seggen dat de geallegeerde vande contradicteur, nyet en syn dan enckel bueselen, om den heeren schepenen met lange altircatien thooft dolle te maken, ende te ontgaen, dat hy nyet en soude derven seggen generalia inplaetsse van salvatie, gelyck de verwerderen gedaen hebben in plaetssche van reproche, ende dat de selve opt voorscreven geallegeerde nyet en staet dan alleen gehouden sall syn te doen in plaetsse van salvatie gelyck sy verwerderen gedaen hebben in plaetsse van reproche, ende will hy contradicteur iret seggen ofte letten op henne verwerderen thoon mach dat in scriptis doen, soe behoert, persisterende sy verwerderen daerom alnoch als voor ende versuken alnoch apt. cum expensis.
Partes persistunt.
Myne heeren schepenen ter manisse des richters appoincteren inne desen voor recht (de bedingde ende altircatien hinc inde gevisiteert hebbende) soe die verwerderen op hodie opten thoon des contradicteurs hebben geseeght generalia in plaetsse van reproche, dat die contradicteur op hodie sall seggen generalia loco salvationis, hem voorts dach vergunnende ad reprocendam ad primam, ende dat om redenen. Actum. ‘
Bij de volgende zitting van de dingbank wordt vermeld [44] :
‘ Die voorscreven contradicteur seegt in voldoeninge van de appoincte van myne heeren schepenen tussen partyen gegeven generalia juris in plaetsche van salvatie, gelyck sy verwerderen gedaen hebben in plaetsche van reproche ende noempt dach ad dicendam op den thoon van hen verwerderen pro une termino. ‘
In februari wordt de zaak aangehouden, maar dan verschijnt tevens een nieuwe zaak op de rol [45] :
‘ Aensprake Corstiaen Henrix Eymbertssen, aenleggere
tegens
Andries Henrix Santegodts, gedaeghde
D’aenleggere in persoon dient van aensprake in scriptos tegene Driessen Henrix Santegodts, gedaghde’
Ook hierbij is het niet duidelijk waar de eiser aanspraak op maakt. In de volgende zitting wordt de zaak tegen Peter van Rund aangehouden [46]
Corstiaen Eymberts is ook weer aanwezig [47] :
‘ Die voorscreven aenleggere resiluut vanden voorgaende overgegeven aensprake, overmidts den gedaghde verclaert geen kennisse vande dage mente voor dat van dyen gehadt te hebben, presenteert alsoo te betalen de costen van retardatie ende dient de selve aensprake wederom .’
Maar dat is nog niet voldoende, er meldt zich nog een derde [48] :
‘ Aensprake Willem Matheeussen, aenleggere,
dient van aensprake in scriptis tegens
Andries Henrick Santegodts, gedaghde ende verwerdere. ‘
Veertien dagen later dient in de eerste zaak de contradicteur ‘van rejectie in scriptis‘ [49] en wordt de tweede zaak aangehouden. [50]
In april geeft Andries schriftelijk antwoord in zaak 1 [51] en wordt zaak 3
aangehouden [52]. Deze twee zaken komen ook weer op de rol voor in mei [53].
Meer informatie over deze rechtszaken is niet bekend. Wel blijkt uit de opsomming dat men ook in die tijd niet alleen de mogelijkheid had om een geschil voor te leggen (die voor het merendeel betrekking hadden op geldkwesties), maar tevens om de behandeling daarvan ernstig te vertragen.
Voor een gewone transactie keren we weer terug naar 1595 [54] waarbij ‘ een ackerlant gelegen inde prochie van Boxtel ter plaetsschen Casteren genoemt ‘ wordt gedeeld en Andries de westkant krijgt toebedeeld, alsmede een stuk groesveld, gelegen aldaer. Op een en ander rust een jaarlijkse last van drie carolus gulden aan de heren van het capittel. Tegelijkertijd wordt ook ‘ een heycamp als sy comparanten tegens Leonen Conincx, rentmeester alhier in coope verchregen hebben gehadt, gelegen inde prochie van Boxtel ter plaetssen Munsel genoemt ‘ gedeeld. Andries krijgt daarbij het gedeelte ‘zuytwaarts‘ wat strekt ‘ tot de potagie der voorscreven beecken daer te lanx duergaende ‘.
Andries wordt het laatst genoemd in een lijst [55] van de
‘ Setters vande contributiën ende lasten der baenderye van Boxtele
van Pincxten 1604 tot Pincxten toe 1605.
Munsell , Onroy , : 181 gld – 3 st – 6 ort.
Andries Santegoidts : 4 st ‘
[1] Boxtel R.68 f.170 [2 ]Idem f.175 [3] Idem f.190 [4] Idem f.203 [5] Brussel Rekenkamer 19237 f.6 [6] Idem 19239 f.6v en 21 [7] Idem 19240 f.6v en 19 [8] Idem 19241 f.6v en 18v [9] Idem 19242 f.6v en 20 [10] Idem 19243 f.9 en 19v [11] Idem 19244 f.10 en 19v [12] Idem 19245 f.10v en 22v [13] Idem 19246 f.11v en 23 [14] Idem 19247 f.11 [15] Idem 19248 f.11v en 26v [16] Idem 19249 f.21 en 22v [17] Boxtel R.70 f.19 [18] Idem f.98 [19] Idem f.130 [20] Idem R.72 f.52v [21] Boxtel R.74 f.11v [22] Idem f.13v [23] Idem f.45v [24] Oirschot R.143 f.199v [25] Boxtel R.75 f.48 [26] Idem f.51 [27] Idem f.112 [28] Idem f.113 [29] Idem f.118v [30] Idem f.127 [31] Idem f.128 [32] Boxtel R.10 f.16v [33] Boxtel R.10 f.13 , 17 , 20 , 25 , 32v [34] Idem f.38 [35] Idem f.41v , 45 , 56 [36] Idem f.58v [37] Idem f.60v , 62 , 66 [38] Idem f.70 [39] Idem f.76 , 80v , 82v , 84 , 86 [40] Idem f.87v [41] Boxtel R.11 f.7v [42] Idem f.12 [43] Idem f.16v [44] Boxtel R.11 f.23 [45] Idem f.29v [46] Idem f.33v [47] Idem f.34 [48] Idem f.33 [49] Idem f.37 [50] Idem f.37v [51] Idem f.41 [52] Idem f.44v [53] Idem f.47 , 48 , 48v [54] Boxtel R.75 f.180v [55] Boxtel R.50 f.200