Geschiedenis van Brabant

De vijftiende eeuw wordt vooral gekenmerkt door de vele schermutselingen en oorlogen tussen de hertogen van Brabant en Gelderland. De bevolking heeft hieronder erg te lijden. In 1372 worden in St.Oedenrode en omgeving veel huizen in de as gelegd en in 1388 vindt er brandstichting, verwoesting en plundering plaats in Oisterwijk, Hilvarenbeek, Oirschot, Boxtel en Moergestel. In Eindhoven en omgeving wordt in 1397 geroofd en geplunderd. In 1425 en 1426 zijn de levensmiddelen zodanig schaars dat grote duurte en hongersnood het gevolg zijn. Veel mensen komen om het leven.

In deze late Middeleeuwen spelen ook de belastingen al een rol. Een verandering en verhoging van de bede (belasting) in stad en meierij van den Bosch moet in 1434 door de hertog met geweld worden doorgevoerd. In hetzelfde jaar ontstaat een geweldige duurte en hongersnood in de Meierij, die zo lang aanhoudt dat in 1436 nog mensen van honger omkomen. De daaropvolgende jaren valt er zodanig veel regen dat de oogsten minder opleveren. Tot overmaat van ramp breekt in 1439 de pest uit, welke vier jaar aanhoudt en zeer veel mensen in het graf brengt. De bevolking van Den Bosch vermindert zo sterk dat het gras op de straten even welig groeit als in een weiland.

In 1454 heeft de Meierij veel te lijden van een aantal rovers die onder de naam “moordbranders” de ingezetenen brandschatten en bij wanbetaling hun huizen in brand staken. Met veel moeite en de medewerking van de gehele bevolking slaagt men er tenslotte in hen uit te roeien.

In 1463 worden in Den Bosch 4000 huizen door een grote brand verwoest.
Dit heeft tot gevolg dat het maken van daken van stro of riet wordt verboden.
Voor het aanleggen van een leien dak krijgt men 40 stuiver per roede vergoed, voor een tegelen dak (dakpannen) 24 stuiver. Ook de geestelijkheid moet zich aan deze voorschriften onderwerpen.

Het jaar 1489 en de daaropvolgende jaren worden gekenmerkt door duurte vanwege de regen en de oorlog. In 1493 wordt MAXIMILIAAN keizer van Oostenrijk en draagt de regering op aan zijn zoon PHILIPS, welke in 1496 trouwt met Johanna, de dochter van Ferdinand van Spanje. Hiermede is de kiem gelegd voor een ontwikkeling die tenslotte de tachtigjarige oorlog tot gevolg zal hebben.
Een jaar later is er weer eens oorlog met Gelderland, waarvan deze keer Oss en Geffen het slachtoffer worden. De ongeregeldheden duren tot 1498.

In 1500 schenkt Johanna het leven aan een zoon die als Karel V de geschiedenis in zal gaan. Via Johanna komt PHILIPS II, ook wel genoemd ‘de Schone’, in het bezit van Spaanse gebieden, waardoor hij vaak in Spanje vertoeft. In 1504 breekt er oorlog met Gelderland uit en PHILIPS brengt de winter door in Den Bosch. Om hem te vermaken worden steekspelen en paardenrennen georganiseerd en er wordt gekaatst en gedanst. Inmiddels verwoest het leger van PHILIPS enkele gebieden in Gelderland, terwijl de Geldersen langs de Maas huishouden en o.a. Budel in brand steken. Een jaar later kost het graan bijna tweemaal zoveel als gebruikelijk met alle gevolgen van dien.

PHILIPS vertoeft inmiddels in Spanje en overlijdt daar in 1506. Zijn zoon Karel (KAREL V) is pas 7 jaar oud en de hertog van Gelder maakt meteen van de gelegenheid misbruik door een inval te plegen en Heeze, Leende en Someren te plunderen. Over en weer blijven de schermutselingen voortduren. Keizer Maximiliaan, voogd over zijn kleinzoon Karel, bezoekt in 1508 Den Bosch. Er is even vrede met Gelderland, maar in 1512 worden o.a. Deurne, Asten, Geffen en Nieuwland in brand gestoken. Als de inname van Den Bosch mislukt moeten Hintham, Oss, Roemalen, Schijndel, Lieshout, Stiphout en Geldrop het ontgelden.

In 1515 wordt Karel V als hertog in den Bosch gehuldigd. Een jaar later ontstaat aldaar ongenoegen over het niet betalen van belasting op wijn en bier door de geestelijkheid. Als de geestelijken weigeren om nog de mis te lezen voor de bewoners ontstaat een gespannen toestand waarbij tenslotte de huizen van de geestelijkheid worden geplunderd. Hierna weet men een schikking te treffen. Als Maximiliaan in 1519 overlijdt, wordt KAREL keizer. Enkele jaren hiervoor was hij reeds koning van Spanje geworden. Hij laat zich in Aken kronen en stelt Margareta aan als landvoogdes. In deze tijd begint de leer van Luther bekendheid te krijgen.

In 1525 moet de bruidsschat aan Hendrik VIII van Engeland worden terugbetaald en Brabant moet ook zijn aandeel daarin bijdragen. De burgers van Den Bosch eisen dat ook de geestelijkheid meedoet. Als sommige kloosters weigeren heeft dit plundering tot gevolg. Margareta eist uitlevering van de schuldigen, maar neemt tenslotte genoegen met een boetedoening. Het jaar daarop vindt voor het eerst een onderzoek plaats naar het voorkomen van ketterij en 9 personen moeten de ketterij afzweren. Als de Geldersen in 1527 een inval doen in de Meierij, worden de bewoners te hulp geroepen om weerstand te bieden. Het komt tot een treffen bij Heeze en Leende en de Geldersen moeten wijken.

In de periode 1528 – 1534 lijken de seizoenen omgekeerd, hetgeen misoogsten en hongersnood tot gevolg heeft. Een onbekende ziekte, die men de Engelse zweetziekte noemt, brengt veel mensen in het graf. Overstromingen veroorzaken rotting en er ontstaat rode loop en pest, welke veel slachtoffers eist. Bovendien zijn de levensmiddelen schrikbarend duur.

Landvoogdes Margareta overlijdt in 1531 en Maria, een zuster van KAREL, neemt haar taak over. Twee jaar later beginnen de hervormden openlijk in Den Bosch op te treden en worden verjaagd. In de periode die nu volgt, tot 1534 toe, heeft de bevolking erg te lijden van slecht weer, hongersnood en pest. Na 1536 heerst er enkele jaren vrede en voorspoed in de Meierij.

In 1540 vereert KAREL V Den Bosch met een bezoek. In dit jaar is de zomerhitte bijna ondragelijk; van begin juni tot eind september valt er geen regen. Op 24 juni is alle koren reeds in de schuren, voor zover het tenminste niet verbrand en verdord was op het veld. Hierna werd de bevolking getroffen door zeer kwaadaardige hoge koortsen en rode loop, waardoor velen stierven.

In 1542 vallen de Geldersen onder aanvoering van de beruchte Maarten van Rossum weer Brabant binnen. St. Oedenrode en Oirschot worden verwoest en Oisterwijk, Moergestel en Hilvarenbeek gebrandschat. In Den Bosch worden de grachten uitgediept, waarvoor de gravers 1½ stuiver per dag ontvangen. Het volgende jaar is er opnieuw een inval. De inwoners van Oisterwijk, Haren, Boxtel en Vught verbinden zich tegen Maarten, maar worden verslagen en gevangen genomen. Boxtel wordt geplunderd en daarbij moet vooral de kerk het ontgelden, waar de bewoners veel goederen hadden opgeborgen in de hoop dat die daar veilig zouden zijn. Het krijgsvolk spaarde echter kerk, altaren en hosties niet. Na de plundering meest Boxtel nog 7000 gulden aan van Rossum betalen.

In 1543 ging het er heet aan toe tijdens de escapades van Maarten van Rossum. Vooral Boxtel kreeg het zwaar te verduren met plundering en brandstichting, waarna men nog een grote som geld moest betalen op de koop toe.

De vrede wordt gesloten als KAREL uit Spanje komt. Hierbij zijn de 17 Nederlandse provincies verenigd onder één kroon. In 1545 bezoekt KAREL Den Bosch. In hetzelfde jaar begint het concilie van Trente en de houding van de Kerk tegenover de steeds meer veld winnende reformatie te bepalen. verder ontstaat er grote duurte, welke ook het volgende jaar aanhoudt.

De jaren 1545 en 1546 worden gekenmerkt door duurte.

In 1549 wordt PHILIPS II door zijn vader als Hertog van Brabant aangesteld en in die functie wordt hij o.a. in Den Bosch gehuldigd. Tegen de Hervormden wordt in 1550 een plakkaat uitgevaardigd. Vanaf 1554 heerst gedurende enkele jaren de pest. Door veelvuldige regenval verrot de oogst waardoor ook hongersnood ontstaat.

In 1555 wordt PHILIPS II heer der Nederlanden en benoemt de hertog van Savoyen tot landvoogd in plaats van Maria. Een jaar later wordt het plakkaat tegen de ketters vernieuwd. De zomer van dat jaar is erg heet en droog, het regende niet van april tot augustus. Alle granen en boomvruchten verdorden, veel mensen kwamen om van honger en dorst. Deze toestand had weer  duurte tot gevolg en tot overmaat van ramp brak ook weer de pest uit. Veel mensen kwamen daardoor om het leven.

In 1558 heerst de pest weer
Scepenen ende kerkmeesteren der heerlicheyt van Boxtel gedaight byden vorster van Boxtel, geexamineert wesende op silvere interrogatorie ons schepenen voirscreven geschriftelicken geexhibeert ende overgegeven hebben op henre eeden by hen tauderen tyde int ainvangen van hennen scependomme gemachticht vanden scoutet van Boxtel gedaen, getuycht ende gedeponeert waer te zyn dat hen deponenten seer wel is kennelicken ende is warachtich,
dat zyndert de hoochtyde van Sinte Marie Magdaleene dach anno 1500 zeven ende vyfftich bynnen de heerlicheyt van Boxtel is geweest soo groote benautheyt van peste, meere dan in anderen plaetschen, vryheyden ofte dorpen onder die Meyerie der stadt vanden Bosche resorterende,
dat zulcke noch gelycke peste in menschen gedenckenisse inde zelve heerlicheyt van Boxtel niet en is gesien geweest, welcke peste (God betert) tot opten dach van huyden nyet en resseert mer alnoch strenge regneert,
ende dat inde heerlicheyt van Boxtel te woonen plachten omtrent twyntich hondert off een ende twyntich hondert communicanten, vande welcken zyndert den voirscreven hoochtyde van Sinte Marie Magdalenen dach anno 1500 zeven ende vyfftich gestorven zynde vande pesten over de achthondert personen onder die prochie van Boxtel wonende.
Overmidts welcke groote benautheyt van peste die heer van Boxtel met zynen geheele familie, dmeeste deel vande priesteren, die scouthet, scepenen, die wyntaverniers, brauwers, tappers, backers, vleeschouwers ende andere innegesetenen van Boxtel neeringe doende ende vander pesten onbesmet wesende, henre habecatien ende woningen hebben verlaten ende zynde buyten Boxtel getrocken in zulcker vuegen, dat inde heerlicheyt van Boxtel inden voirleden jayre van zeven ende vyfftich in vyer ofte vyff maenden tyts egheen neeringe gedaen en worde, hoe wel dat nochtans bynnen Boxtel zynde over de negen ende twyntich tavernen daermen byeren vercopt ende vyer wyntavernen, die een genaempt is ‘dat Hert’, daer men die wynen gewoentlicken is inne te leggen met grooten stucken meerdere ende mindere die oyck den voirscreven tyt van vyer ofte vyff maenden nyet eenen pot wyns en hebben getapt, in zulcken vuegen dat die kerckmeesters benoidicht waren der kercken wyn omme die Misschen mede te celebreren inde kercken van Boxtel te doen halen bynnen de stadt vanden Bosche.
Dat oyck inden voirleden jayre van zeven ende vyfftich bynnen Boxtel waren wonende vyff ofte zes backers, die allen daghen gewoenlyck waren te backen ende te vercopen zoo wel teruwen ale roggen broot, die cyck den tyt voirscreven henre huysinge, neeringe ende backerien hebben moeten verlaten.
Dat insgelycx ten zelven tyde voirscreven inde heerlicheyt van Boxtel zes ofte zeven vleeschouwers, die allen weecken bynnen Boxtel plachten beesten te slaen ende vleesch te vercopen, die tzelve hebben moeten verlaten ende hebben egheen vleesch den tyt voirscreven vercoft gehadt, zulcx dat alle crancken ende syecken ende allen anderen bynnen Boxtel hen schoon broot, vleesch ende alle tgene hen doen ter tyt van noode was, zynde genociffiteert geweest te laten halen inde stadt vanden Bosch, ende want Godlycken ende behoyrlycken is der waerheyt getuygenisse te geven bysondere alsmen daertoe wittelicken wordt versocht.
Soo hebben wy scepenen etc. Actum 23e julij anno 1500 acht ende vyfftich.

In 1559 wordt Margareta van Parma landvoogdes. Bij een herverdeling van de geografische gebieden van de Katholieke Kerk wordt Den Bosch in 1560 een bisdom.

De steeds meer veld winnende hervorming gaf aanleiding tot het concilie van Trente welk in 1563 eindigt. Een gevolg van dit concilie is dat de ketterij wordt veroordeeld en dat de parochiegeestelijken gaan noteren wie er in hun parochie wordt gedoopt, wie er trouwt en wie er wordt begraven volgens het daar heersende geloof. Overigens komt deze registratie slechts langzaam op gang, zodat pas vanaf 1600 in beperkte mate deze boeken beschikbaar zijn.

In 1566 beginnen de hervormden onder bescherming van de edelen openlijk op te treden. Er volgt een beeldenstorm in de Meierij en in Den Bosch. Het volgende jaar wordt de hertog van Alva benoemd tot landvoogd in plaats van Margareta van Parma. In 1568 bezoekt Alva den Bosch en een aantal ketters wordt gevonnist. In dit jaar gaan een aantal edelen zich openlijk verzetten tegen het bewind hetgeen als begin van de 80-Jarige oorlog in de geschiedenisboeken wordt opgenomen. Tevens is het een erg dure tijd.

In 1569 vordert Alva de tiende penning, welke voor twee jaar wordt afgekocht. In 1570 wordt een algemene vergiffenis afgekondigd voor de ketters. Ook dit is weer een duur jaar en in herfst breekt ook nog de pest uit. Er volgt een zeer strenge winter en als de genoemde twee jaar om zijn vordert Alva de tiende penning. In de volgende jaren zijn er regelmatig schermutselingen in verband met het optreden van de geuzen. Alva keert terug naar Spanje; De Requesnes neemt zijn functie over.

In 1574 volgt opnieuw algemeen vergiffenis voor de ketters en dit is tevens het laatste jaar dat met Pasen begint : vanaf nu wordt 1 januari als begin genomen.

De Requesnes sterft in 1576 aan de koorts en Don Jan, broer van PHILIPS II wordt landvoogd. De geuzen doen een poging om Den Bosch te veroveren, maar dat mislukt. De Spanjaarden verlaten deze gewesten en in 1578 wordt Mathias, aartshertog van Oostenrijk, uitgeroepen tot landvoogd. Hij overlijdt echter spoedig daarna en nu wordt de hertog van Parma als landvoogd aangesteld. De vervolging van de ketters wordt minder.

In 1579 ontstaat er onrust in Den Bosch waarna de hervormden deze stad verlaten. Een aantal steden sluiten een verbond om zich te verzetten tegen de hertog van Parma (Unie van Utrecht), maar de Meierij en de stad ‘s-Hertogenbosch keren zich af van deze unie en scharen zich aan de zijde van de hertog.

Den Bosch wordt in 1581 wederom aangevallen, maar men slaagt er niet in de stad te veroveren. De financiële toestand is erg slecht en de Staatse troepen halen voorraden uit de Meierij. Voor reizen en vervoer van goederen moeten speciale voorzieningen worden getrof­fen en de Meierij moet zware lasten opbrengen.

Eindhoven en Helmond worden in 1583 door de Frans hulptroepen ingenomen maar Parma weet deze steden te ontzetten. De Staatse troepen brandschatten de Meierij; Boxtel, St.Oedenrode en Schijndel worden in brand gestoken. Ook het volgende jaar stropen genoemde troepen de Meierij af en in 1585 doen zij een vergeefse poging om Den Bosch te veroveren.

Om een indruk te krijgen van de waarde van het geld in dit jaar volgt hier een opsomming van de bedragen die men voor een aantal goederen moest betalen:
[Oirschot R.A.143 anno 1585]
een mud rogge ………… 13 gl – 4 st   een pont vorsch runtvleesch …… 2 st – 1 oort
een mud boeckweyts ….. 9 gl         een pont verckensvleesch, rouw ………… 3 st
een mud gersten ……….. 8 gl – 8 st   een pont verckensvleesch, geroockt ….. 4½ st
eenen steen wollen ……. 6 gl        een pont boteren ……………………….. 6½ st
een lopen erweten …….. 2 gl – 5 st   een pont kase ……………………………. 5 st
een lopen raepsaet ………… 36 st   een maetke soudts, te weten het
een pont kaersen ………….. 7 st   ………………… 16e deel van een lopen 10 st
een pont sepen …………….. 6 st   eenen pot soet melx ………………… 7 oort
een gemeyn koeye …. 40 gl        eenen pot melx …………………….. 2 oort
een gemeyn peerdt … 60 gl        enen pot wyns …………………………… 8 st
den raepolie den pot …….. 16 st   eenen pot Bosch bier ……………………. 2 st

den olyffolie …………….. 32 st     eenen pot Oerschots bier  ……………… 1 st

Ter vergelijking: paarden, koeien en varkensvlees zijn anno 1975 40 tot 50 maal duurder, kaas en bier 15 tot 20 maal. Bovengenoemde prijzen golden in oktober 1585. De prijs van het graan is sterk afhankelijk van het aanbod. Misoogsten en rondtrekkende legers die de oogst in beslag nemen hebben grote invloed op de prijs. De rogge kost in oktober 1585 per mud ruim 13 gulden en in november 21 gulden. In oktober 1586 kost een mud zelfs 30 gulden.

In deze zelfde tijd zijn er diverse soorten vreemd geld in omloop.
De koers van het geld in oktober 1585 is als volgt:
den rosennobel …………………………… 10 gl Silveren gelt :
den Henricus nobel …………………. 9½ gl enen silveren Philips daelder …………… 3 gl
den Vuytersche nobel ………………. 9½ gl eenen ryx daelder ………………….. 2 gl – 6 st
een dobbele ducaet van Spaegnien ….. 9 gl eenen Staten daelder …………………… idem  

den nobel van Vlaanderen ………….  8 gl eenen Hollanschen daelder …….. 2 gl – 2 st
den gouden reael ……………………….  6 gl  eenen Vuyterschen ende  
den Philips daelder ………………….. . 3 gl   geconterfeyten daelder …… 36 st 
de Franse crone ……………………… 3½ gl eenen Boemelschen daelder …………… 28 st 
de Spaens pistolet ………………….. 3½ gl eenen Franse franq …………………….. 24 st
den nieuwe ende oude leuw …………  5 gl eenen feston ……………………………… 16 st 
de Milrese dobbel …………………….  8 gl eenen Spaenschen reael …………….. 12½ st 
het ducaetken ………………………..  4 gl den ouden snaphaen ……………………… 8 st 
het pistolet …………………… 3 gl – 7 st   den penning van seven st ………….. 11½ st
 
den Philips gulden ………………. 2½ gl den ouden Brabantsche stuver … 1 st – 3 oort
den gouden carolus ………………… 2 gl  den rooskens stuver …………… 1 st – 2 penn
den silveren carolus ………………… 2 gl  den  Franschen stuver …………………… 1 st 
den ryder ……………………. 2 gl – 2 st het griffoen ……………………………….. 3½ st 
den goudtgulden van Duytsland .. 3 gl   den Engelsche stoter ……………………. 3½ st 
den climmer gulden ……………… 36 st  den schrickelborger ……………………….. 7 st 
den Wilhelmus schilt …………. 2½ gl   den Luyxen betselaer ………………….. 12 st
 

Aan muntsoorten dus geen gebrek. In december 1585 werden de koersen van de munten verlaagd met ongeveer 25%, ‘ende alle Haegh munte verboden ende oyck vele Italiaens gelt’.

Voor de bevolking breekt nu een zeer zware tijd aan. Niet alleen is er gebrek aan levensmiddelen en brak de pest uit, welke zeer veel slachtoffers eiste, maar bovendien wordt de omgeving onveilig gemaakt door rondtrekkende krijgsbenden. Van de bevolking wordt bovendien door de strijdende partijen verlangt dat men paarden, karren en mankracht ter beschikking stelt om verdedigingswerken aan te leggen.

In 1586 proberen de Staatse troepen opnieuw de Meierij te plunderen. Ze sturen een brandbrief aan Boxtel en enkele omliggende dorpen, maar daar wordt niet aan voldaan. Vele inwoners vluchten echter uit angst voor de gevolgen met medeneming ven vee en goederen. Tilburg, Goirle en Hilvarenbeek worden door de Staatsen geplunderd. Dat het koren schaars was bleek reeds uit het prijsoverzicht.

De geuzen zyn ‘ alsoo sterck hier rontsomme gecomen, te voet ende te peerde datmen nauelyckx alhier buyten de dreijbomen oft slachbomen (dyer nochtans over de duysent binnen Oerschot syn ende wel gesloot) dorven comen sonder gevangen te syn ‘.
In augustus was het Oirschots brood ‘ nyet te crygen, ende de gemeynen man at alleen spooryenbroot, daeruyt vele siecken ende pestilentiën quamen, want daer het volck goede spyse begost te eeten, syn gevoerden voer doot gebleven. Ende de peste is in allen hoecken, dat allen dage Best uytgescheyden) ten minste ses off seve lycken syn. ‘

Ook het volgende jaar zijn de levensmiddelen schaars, dus duur. De prijs van de rogge bedraagt in april per lopen 2 gl – 10 st, in mei 3 gl – 12 st, en vlak voor de oogst 5 gulden. Na de oogst daalt de prijs en bedraagt in december 15 st, terwijl in augustus 1588 men er 7½ st voor neertelt. [Oirschot R.A.143 anno 1587]

Ook in andere opzichten is 1587 een slecht jaar geweest, getuige de volgende aanhalingen uit de juist genoemde referentie:
‘Opten Paesdach is dit jaer alsoo coudt geweest, gevrosen ende gesneeuwt dat het volck hen inde kercke van couwen nyet en costen behouden. Halff aprille hevet noch dick ijs gevrosen ende see cout continuelyck geweest, dat egeen coren noch looff vuyt en mocht.
Is oyck dit jaer alsoo grote contributie gegeven worden ende sulcke broot honger geleden, datter menich mens van honger gestorven is.
Desen tijt (aprilis) ende seeckeren tijt van te vorens is de partye te weten de geusen alsoo sterck alhier rontsomme gecomen te voet ende te peerde, datmen nauwelyckx alhier buyten de dreijbomen off slachbomen (dyer nochtans over de duysent binnen Oerschot syn ende wel gesloot) dorven comen sonder gevangen te syn, nyet tegenstaende Oerschot altyt met gelt ende oyck anderssins met geweer heeft geresisteert.
Den 4e maij eest soo seer gevrosen dat egeen coren, gras noch looff vuyt en mocht .………  ende het gemeyn volck most bonen pottagie in plaetse van broot eten, overmidts een broot goudt ( = kost) 26 st. voor 12 ponden, ende dat inde leste van mey het Oerschots broot heeft gegouwen 32 st..
Opten 28e may ’87 inden middernacht syn tot Oerschet gecomen diversche compaignien ende voetvelck vande partye, wel byde anderhalff duysent (soo men syde) sterck, hebbende Peelt affgebrant ende te nemael bedorven. Ende ganselyck besondere inden Kerckhoff ende daerontrent gespolieert van beesten, peerden, meublen, graen, ende dyergelycke, oyck vele huysen besonder om het slootken van Vlierden gelegen verbrant, oyck menich mensch ten rantchoene gestelt die synen persone ende goeden mosten rantchoenen, vrouwen ende jonge dochters geschoffeert, hebbende oyck mede gevangen geleydt Danelen de Vorster ende Jan Bollen ende geleydt tot Geertruydenberge voer seeckere assignaten, ende sy syn vertrocken den 29 e ontrent vier uren nae de middach, yegelyck naer syn quartier in Hollant.
Desen tyt (6 juny) hevet noch alsoe gevrosen dat het coren seer bedorven is, alsoo datmen oyck nyet sonder vier en heeft conen gedancken, ende het coren is dagelyckx dierder geworden. Vele oyck van honger bedorven.
Opten 12e junij syn de geusen off tvolck van Neercant smergens met geweld gecomen tot Erp ende Vechel, ende wel tusschen de vier ende vyffhondert huyslieden vanden Peel doot geslagen.
De ruyteren ende soldaten syn soe sterck mer alle ende boven Oerschot gecomen, datmen egeen metten offandere getyden meer en heeft mogen singen dan de Hooghmisse, doer dyen de nedercantsche ruyteren alle daghe hier ende hierontrent grasseerden, ende nyemant vry en was: paep noch custer noch papist noch geus, maer het was met hen al wilt ende sloegent doot off steldent op groot rantchoen.
De pest is alle daghe meerder ende meerder geworden, besonder tot Spoordonck, Hovel ende Kerckhoff, tot Best zeer resserende.
In auguste wasser nyet te crygen ende den gemeynen man at alleen spooryen broot daeruyt vele siecken ende pestilentiën quamen, want daer het volck goede spyse begost te eeten syn gevoerden veer doot gebleven, ende de peste is in allen hoecken dat allen dage (Best uytgescheyden) ten minste ses off seven lycken waeren.

In de volgende jaren is het al niet beter. De belastingen zijn schrikbarend hoog en de veelvuldige plunderingen dragen er toe bij dat veel inwoners van de Meierij weg trekken. Regelmatig ook wordt men gedwongen om graafwerkzaamheden te verrichten, o.a. voor grachten rond Den Bosch.

In 1589 is de prijs van het graan zeer redelijk, echter:
[Oirschot R.A.143 anno 1589 en 1590]
‘ De rogge is dit jaer seer goet geweest, maer luttel gewassen midts seer drogen oogst was dat het coren vervangen was ende heeft in augusto gegouwen 12 st. ende oyck den gerst al even hoogh ende voerts tot decembris 13 ende 14 st., den boeckweyt 8 st.’
1590 : ‘ Het is int eerst vande meert soo coudt geweest datter nyet vuyter eerden en mocht, want allen nachten gevrosen gelyck de heelen winter te vorens ‘.
Zedert int ierst vande vasten tot halff julio en heevet noijt maer eens by een donderschoer geregent soo vele dat de goten hebben gelopen, maer al even droge gebleven datter egeen somergoet en is gewassen ende de locht ende eerde is altyt vol roox geweest, recht oft eenen nevel hadde geweest tot op Sinte Jorisdach toe. Doen hevet wat begost te regenen maer nyet vele. Alsoo datter seer luttel corens is gewassen doer droochten ende egeen hoy, ter want de gansse Kempen mosten hoy haelen opte Mase.
Een ton suet water heeft in Zelant gegouwen ontrent den gulden.’

In 1592 overlijdt de hertog van Parma, waarna graaf van Mansvelt diens functie overneemt tot 1594, gevolgd door aartshertog Ernst van Oostenrijk tot 1495 en de graaf van Faents tot 1596. Hierna neemt aartshertog Aelbrecht van Oostenrijk het bestuur op zich. In deze periode plunderen muitende Italianen en Staatse krijgsbenden de Meierij.

In 1594 : ‘ Op dese tyt heefter tot Oerschot ende hier rontsom eenen quade hoest met grooten hooftepijn geregneert over de menschen, sulx datter menich mensch sieck te bedde aff heeft gelegen.’
In juni 1595 ‘ eest alsoo vreselyck cout geweest ende soo geregent ende gewaijt oft inde winter hadde geweest, ende was Pinxtavont dan tegen den avont beterden t wat ‘.

Het weer blijkt zich in de hierna volgende maanden te ontwikkelen op een wijze die heden ten dage graag als een speciaal kenmerk van de klimaatverandering wordt gezien
Den oigst en is noch nyet inne vande rogge, gemerckt van halff juny tot den 10e deser maent augusti noyt dach noch nacht sonder enigen regen en is geweest.
Opden 27e augusti eest soe couden weder geweest, offer Kersmisse hadde geweest, ende begonst wederom te regenen durende dagelyx tot den vierde september toe.

Dan vermeldt de schrijver : ‘ Den regen heeft opgehouden ende werm weder geweest, maer tis aen alle canten soo onveylich, dat nyemant syn dore tsavonts open en heeft mogen doen sonder vrese, noch lanx der straten gaen. Siet hier wat oortuyten den crych in brengt. A fructibus cognescetis eis.’

Behalve het weer is ook de politieke toestand in 1695 erg vervelend :
‘ Ende nu gaget vuyten goeden speelken (God betert) met allen dagen wagens ende pyonieren, soo aen deen als dander syde, de leveringen van broot etc. Godt wil ons helpen.’
In juli wordt het zo mogelijk nog erger als een leger zich in Oirschot ophoudt:
Opten 16e july is zyne excellentie graeff Peter Ernst van Mansvelt comen logeren met ontallycken vele pertvolckx ende voetvolckx, wagens ende andere sebite tot Oirschot by het andere deel vant leger, ende alsdoen eest coren voerts bedorven met affsnyden ende vervoederen ende besondere inde ackeren omtrent den Kerckhoff gelegen, vande molen aff tot Boterwyck toe, ende van Hovel totter Notelen toevuyt, ende daerenboven vele huysraets verbrant ende hoven bedorven.’
Bij dit leger was ‘ eenen soldaat die opten hogen toren van Sinte Peters kercke clom, ende ginck sitten opten pinnaeckel van de peu, ende dickwils omkerende, syn handen ende voeten slaande, syn hooft crouwende ende gelyckende van beneden offer een grote craye hadde geseten, overmidts de hoochde.’
De volgende dag ‘ is de voerscreven soldaet daer wederom opgeclommen ende geseten als boven, hebbende een groot houten cruys daerboven op gesteecken, dwelck hy tsavonts tusschen lichten ende donckeren daer wederom aff haelden, ende wederom daerop gaen sitten, wesende soo doncker datmen hem nauwlyx coste gesien.‘ Vanwege ‘ den voerscreven leger is het volck met hennen meublen soe verre sy vermochten inde kercke geweecken, die sy daer preserveerden, ende metten beesten elders

In juni ‘ eest alsoo vreselyck cout geweest ende soo geregent ende gewaijt oft inde winter hadde geweest, ende was Pinxtavont dan tegen den avont beterden t wat ‘.

Verder wil het in juli en augustus nog al eens regenen zodat het moeilijk is om het koren en ’t hooi binnen te krijgen. De ziekte van ‘danielsoen’ breekt uit en maakt slachtoffers. De rogge oogst valt erg tegen, hoewel het weer van regen omslaat in zonnig en droog.

Ook in het najaar blijft het onveilig :
de boeven syn overal soo rudich geweest een lange wyl ende alnoch van allen canten doer t crijchsvolck, datmen sonder pericule van spoliatie nergent en heeft mogen verkeeren, jae naulijx tsavonts buyten shuys gaen.’

In 1597 is alles vreselijk duur. De Staatse ruiterij maakt zich in Boxtel gereed om den Bosch te veroveren, maar dat lukt niet. In het volgende jaar plunderen muitende Spanjaarden Aarle Rixtel, Beek en Nuenen.

In de volgende jaren stropen Staatse krijgsbenden Brabant af, worden de levensmiddelen erg duur, mislukt een poging om den Bosch in te nemen, slaan de Spaanse troepen aan het plunderen en muiten en overlijdt Philips II. In 1599 en 1600 houden de plunderingen en brandstichtingen van de muiters aan, komt er een strenge winter en houdt Maurits zich onledig met het veroveren van enkele forten rond den Bosch.

Aelbrecht of Albert wordt in 1599 als hertog der Nederlanden gehuldigd. Spaanse troepen plunderen o.a. Gemert, Bakel, Deurne, Geldrop, Valkenswaard, Aarle Rixtel en Nuenen. De winter die volgt is zeer streng.

Rondom de eeuwwisseling is Maurits aktief rond den Bosch, maar kan tegen de stad niet veel uitrichten. Als muiters het kasteel in Boxtel innemen en vandaar op strooptocht gaan wordt het voor de plattelandsbevolking nog ellendiger.

De zeventiende eeuw blijkt niet beter te beginnen dan de vorige is geëindigd : muitende soldaten, brandschattingen, ellende. Er komt een strenge winter zodat Maurits het beleg van Den Bosch moet opbreken. Bij het krijgsvolk van de Spanjaarden breekt weer muiterij uit. In deze woelige tijd vindt er in het gezin van Adriaen regelmatig uitbreiding plaats, heel gewoon wanneer kinderrijkdom een vorm van rijkdom is en tenminste voor de oude dag een bepaalde zekerheid biedt. Omdat kindersterfte in deze tijd heel veel voorkomt, is het waarschijnlijk dat er meer kinderen geboren zijn dan er uiteindelijk het stadium van volwassenheid bereiken.

In 1600 eisen Staatse benden brandschatting van Dungen, St. Michelsgestel, Boxtel en Heeswijk. Het volgende jaar wordt Den Bosch door Maurits belegerd, maar een strenge vorst noodzaakt tot het opgeven van die poging.

In deze zelfde tijd wordt den Bosch belegerd door Maurits, maar wanneer het winter wordt en er strenge vorst optreedt is de lol er af en wordt het beleg op-gebroken. Het volgende jaar trekt Maurits van Heeze naar Helmond en heerst er weer muiterij bij de Spanjaarden. In 1603 houden zowel de aartshertog als Maurits zich met hun legers op in plaatsen rondom den Bosch, maar tot een veldslag komt het niet. Muiters nemen het kasteel van Boxtel in en snijden de toevoer naar Den Bosch af. Enkele huizen en pachthoeven worden afgebrand en de muiters bedrijven allerlei moedwil. Maurits doet vanuit Vught pogingen om Den Bosch te belegeren, terwijl Aelbrecht zich in St. Michielsgestel, Den Dungen en Schijndel legert. Maurits verschanst zich dan in de Pettelaar en verdrijft de Spaanse muiters die inmiddels Boxtel verlaten hadden, uit het Reut. Aelbrecht komt voor Den Bosch en tracht tevergeefs de schans te Deuteren te veroveren. Ter verdediging wordt een bezetting van 3000 man in Den Bosch gelegd, waarna Maurits opbreekt  en een overeenkomst sluit met de Spaanse muiters. In 1604 plunderen de muiters Eindhoven, maar later vindt een verzoening plaats tussen hen en aartshertog Aelbrecht. In Den Bosch heerst weer de pest.

De bezetting in Den Bosch wordt aldaar in het geheel niet op prijs gesteld.
Regelmatig worden verzoeken om vermindering ingediend, maar dat heeft pas succes in 1607 als er een wapenstilstand van 8 maanden is. In het daaraan voorafgaande jaar slaan de troepen van Spinoza aan het muiten en verschansen zich in Eindhoven. Tenslotte wordt er met de aartshertog overeenstemming bereikt over de betaling, maar zodra dat is gebeurd worden de troepen ontslagen.

In 1609 wordt het twaalfjarig bestand gesloten, wat voor Den Bosch aanleiding is om te trachten de bezetting weg te laten trekken hetgeen niet lukt. In 1610 trekt de bezetting in nieuwe barakken, maar Aelbrecht ziet af van zijn voornemen om in den Bosch een schans aan te leggen. De herstelwerkzaamheden e.d. betekenen echter toch een grote uitgave post voor de schatkist van de stad.

Dat het twaalfjarig bestand is ingegaan betekent weliswaar voor de bevolking een vermindering van de last die men had van de krijgsverrichtingen, maar de financiële offers worden er niet minder om. De lasten zijn zo drukkend dat een aantal personen, waaronder Adriaen Henrick Santegoitz, iemand machtigen om namens hen in Brussel te gaan pleiten om vermindering te verkrijgen in een betaling van 1158 gulden welke van hen wordt geëist.

In 1625 worden 600 karren gevorderd om graan voor het leger bij Breda aan te voeren, hetgeen door de Staatsen niet wordt geapprecieerd en dus verboden. Bij dit conflict worden burgers gevangen genomen. In de volgende jaren heerst de pest in de Meierij en wordt den Bosch weer belegerd. Deze keer lukt het echter de stadt in te nemen, hetgeen een keerpunt in de oorlog betekent. De Staatsen zijn van mening dat zij met den Bosch ook de Meierij in handen hebben, hetgeen door Brabant (Brussel) wordt bestreden. Het gevolg is dat beide partijen gewone en buitengewone belastingen gaan heffen en dat de Staatsen alle kerken aan de hervormden toekennen en diverse bezittingen als hun eigendom beschouwen.

1629 is een zeer belangrijk jaar voor geheel Brabant en wel in het bijzonder voor de Meijerij van den Bosch : Frederik Hendrik slaagt er dan namelijk in den Bosch te veroveren waarna de Staatsen van mening zijn dat heel de Meijerij hen toebehoort, zodat zij overal de belastingen gaan innen. In Brussel, de hoofdstad van Brabant, is men echter een andere mening toegedaan en ook van daaruit blijft men deze activiteiten uitoefenen. De kerken moeten aan de hervormden worden afgestaan, maar vanuit Spanje komt een tegenbevel. Kortom de ellende blijft voortduren.

In 1633 worden in enkele dorpen hervormde predikanten aangesteld, maar deze durven hun positie toch niet te gaan innemen, omdat de gehele bevolking zich tegen hen keert. Verder ontstaat er veel schade door het rondtrekkende leger van de prins van Oranje.
In 1634 worden de predikanten gelast hun plaatsen in te nemen.  De pest, welke eigenlijk sinds 1624 nooit geheel afwezig is geweest, steekt in 1635 weer sterker de kop op.